19518 |
soepketeltje |
etensketeltje:
eteskieetelke (L374p Thorn)
|
keteltje van blik waarin men melk, soep e.d. naar de arbeiders in het veld brengt (perdons) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20882 |
soepkip |
hoen:
Het water is hoonderesap.
hoon (L374p Thorn),
kip:
De kip blijft kip maar het water is kippesoep.
kip (L374p Thorn)
|
kip in water gekookt [N 37 (1971)]
III-2-3
|
19521 |
soepterrine |
soepterrine:
soptrien (L374p Thorn)
|
soepterrine [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20512 |
soepvlees |
soepenvlees:
soppe vleis (L374p Thorn),
sòppevlèès (L374p Thorn)
|
soepvlees; Hoe noemt U: Mager vlees om soep van te koken (boelie, bouilli, soepvlees) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18196 |
sok |
sok:
zok (L374p Thorn)
|
Hoe noemt men de sok (de halflange beenbedekking van den mensch)? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
21287 |
soldaat |
soldaat:
səldo.t (L374p Thorn)
|
soldaat [RND]
III-3-1
|
20724 |
soldaatjes |
krapjes:
krepkes (L374p Thorn)
|
Stukjes geroosterd of in boter of vet gebakken brood (krepkes?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
21289 |
soldaten |
soldaten:
səldo.tə (L374p Thorn),
soldatenvolk:
soldaotevolk (L374p Thorn)
|
algemene naam voor soldaten [volk, soldatenvolk, soldaterij] [N 90 (1982)] || soldaten [RND]
III-3-1
|
23488 |
soldatenkerkhof |
militair kerkhof:
militaer kirkhof (L374p Thorn),
oorlogskerkhof:
oeërlogskirkhof (L374p Thorn),
soldatenkerkhof:
soldaotekirkhof (L374p Thorn)
|
Een soldatenkerkhof, oorlogskerkhof, militaire begraafplaats, ereveld, engels kerkhof e.d. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
31504 |
solderen |
solderen:
sǫldērǝ (L374p Thorn)
|
Twee of meer metalen delen door middel van soldeersel met elkaar verbinden. Het soldeersel is een metaal of een legering waarvan het smeltpunt lager ligt dan dat van de te verbinden metalen. Het wordt tijdens het solderen met behulp van een soldeerbout, een soldeerlamp, etc. verhit en vloeibaar gemaakt. De te verbinden vlakken worden vóór het solderen met een vloeimiddel gereinigd om het hechten van het soldeersel te vergemakkelijken en om oxidatie van het te solderen materiaal tegen te gaan. Zie ook het lemma "hardsolderen". [N 64, 28a; N 100, 19; L 7, 12; monogr.; N 33, 194 add.]
II-11
|