e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

Gevonden: 6288

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aanrijgen rijgen: riege (Thorn), rijge (Thorn) tot een snoer verenigen [ritsen, resemen, rijgen] [N 91 (1982)] III-4-4
aanstaan aanstaan: aanstaon (Thorn), dèt steit hem aan (Thorn) behagen, bevallen, aangenaam zijn [gaden, gaaien, aanstaan] [N 85 (1981)] III-1-4
aansteker ontsteker: onstę̄kǝr (Thorn  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), ontsteking: ontstę̄keŋ (Thorn  [(Maurits)]   [Maurits]) Inrichting voor het ontsteken van een veiligheidslamp. Al naar gelang het fabrikaat van de lamp, worden verschillende soorten aanstekers toegepast. Bij de veiligheidslamp van Wolf bijvoorbeeld wordt een systeem gebruikt waarbij van fosfor voorziene stroken tot ontbranding worden gebracht. Andere lampen werken met vuursteentjes die door middel van een aan de onderzijde van de lamp aangebrachte draaiknop vonken voortbrengen (Heise/Herbst pag. 122-123). [N 95, 246; monogr.] II-5
aanstoot ergernis: ergernis (Thorn) Ergernis, aanstoot [aring]. [N 96D (1989)] III-3-3
aanstoot geven aanstoot geven: aanstoât gééve (Thorn), geven?: gaeve (Thorn) mensen ontstemming of ergernis geven door onzedelijk gedrag [geven] [N 85 (1981)] III-1-4
aanvliegen aanvliegen: ānvlēgǝ (Thorn) Het zich neerzetten van de zwerm, nadat hij enige tijd gezwermd heeft. [N 63, 34a; N 63, 35] II-6
aanvoerband aanvoer: ānvø̄r (Thorn  [(Maurits)]   [Maurits]) Bandtransporteur voor de aanvoer van materialen. Het woordtype "h.t." (L 265, Q 33 ) is een afkorting voor houttoevoer(band). [N 95, 636] II-5
aanwassen op de tanden haken: hø̜̄k (Thorn) Knobbelvormige aanwassen op de tanden. Als de wrijfvlakken van de beneden- en bovenkaak elkaar niet geheel dekken, ontstaan door de ongelijkmatige afslijting scherpe haken op de hoektanden. Zij komen vooral voor vanaf zevenjarige leeftijd en ontwikkelen zich het sterkst als het paard negen jaar oud is. [JG 1b, 1c, 2c; N 8, 91] I-9
aanwezigheid daar zijn: dao zeen (Thorn), hier zijn: hiej zeen (Thorn) de aanwezigheid, het aanwezig zijn [antwoord] [N 91 (1982)] III-4-4
aanwijzen wijzen: wieze (Thorn), wīēze (Thorn) arm en hand uitstrekken naar iets of in de richting van iets om er de aandacht op te vestigen of om het te tonen [duiden, wijzen] [N 85 (1981)] III-1-4