e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ster van bethlehem (campanula isophylla moretti) ster van bethlehem: idiosyncr.  ster van Bethlehem (Thorn) Ster van Bethlehem (campanulla isophulla alba) (kampanulla, valse edelweiss). [N 92 (1982)] III-2-1
sterk ijzerhoudende klei ijzeraarde: ī̄zǝrē̜rt (Thorn) [N 98, 22; monogr.] II-8
sterven doodgaan: doeëdgaon (Thorn), hemelen: heemele (Thorn), kapotgaan: kǝpot˲gǭn (Thorn), ideosyncr.  kapotgaon (Thorn), WLD  kapotgaon (Thorn), sterven: sterve (Thorn), stɛrvə (Thorn), (3e p. enk. = sturftjt).  sterven (Thorn), gestórve. minder beschaafd: gehemeldj nao de íeewigheid de gaerd aaf, de piejp oetgegange!; de berg aaf de piejp aan Merte gaeve, enz. Toch hoort men deze uitdrukkingen niet meer. Als jaren terug iemand sukkelende was heette het: in de Volksmond: "hae stinktj na de sjäp"; "hae geet op zn léste bein".  sterve (Thorn) Doodgaan, gezegd van een dier. [N 38, 17b] || Hoe noemt u sterven, gezegd van dieren (kreperen, kapotgaan, doodgaan) [N 83 (1981)] || sterven [DC 38 (1964)], [SGV (1914)] || sterven van een mens [N 38 (1971)] || sterven, doodgaan, hemelen gaan [sjterreve, hiemmelejoaë] [N 96D (1989)] I-11, III-2-2, III-4-2
sterven van een plant afsterven: aafsterve (Thorn), kapot gaan: kapat gaane (Thorn), kapot chôn (Thorn), verdorren: verdorre (Thorn) sterven van een plant [N 38 (1971)] III-4-3
stervensgebed stervensgebed: stervensgebed (Thorn) Een gebed voor een stervende, "stervensgebed"[sjtervejebed]. [N 96D (1989)] III-3-3
steunbalk steunbalk: stø̄nbalǝk (Thorn) De evenwijdig aan de voeghouten lopende balk die de windpeluw steunt. Zie ook afb. 26. [N O, 28d] II-3
stevig, gezegd van voedsel stevig: stevige kost (Thorn), straf: straf (Thorn) stevig, gezegd van voedsel (straf) [N 91 (1982)] III-2-3
stiefdochter stiefdochter: steegdochtər (Thorn) stiefdochter [DC 05 (1937)] III-2-2
stiefkinderen stiefkinder: steegkinjər (Thorn) stiefkinderen [DC 05 (1937)] III-2-2
stiefmoeder stiefmoeder: steegmoodər (Thorn) stiefmoeder [DC 05 (1937)] III-2-2