e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stijlen haaks op de laag plaatsen haaks bouwen: hǭks buwǝ (Thorn  [(Maurits)]   [Emma]) Stijlen loodrecht tussen dak en vloer, in gangen waar dak en vloer niet evenwijdig aan elkaar lopen, haaks onder het dak plaatsen. Zie voor "stijlen", "stempels" etc., het object van deze handeling, het lemma Stijl, Stempel. [N 95, 295] II-5
stijlen schuin bevestigen (de stijlen) schräg zetten: šrę̄x zętǝ (Thorn  [(Maurits)]   [Maurits]) Stijlen schuin bevestigen. Door het schuin plaatsen van de stijlen van een ondersteuning kan deze meer weerstand bieden aan de druk vanuit de zijwanden. Bovendien bereikt men hiermee dat de vervoerruimte beneden in de gang, dus de meest nuttige ruimte, groter wordt bij eenzelfde gangdoorsnede. Zie voor "stijlen", "stempels" etc., het object van deze handeling, het lemma Stijl, Stempel. [N 95, 294; N 95, 295; N 95, 300; monogr.] II-5
stijlentrekker stijlentrekker: stīlǝtrękǝr (Thorn  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Werktuig waarmee ondersteuningen uit het ontkoolde pand kunnen worden weggetrokken. De stijlentrekker bestaat uit een tandheugel waarlangs het zogenaamde huis kan worden bewogen door middel van een hefboom. Aan het huis is een trekketting bevestigd die aan de te verwijderen stijl wordt vastgemaakt. [N 95, 591a; N 95, 591b; monogr.; N 95A, 13] II-5
stijlvoetplaat plaai: plāj (Thorn) De onderste regel van het raamwerk waarop de muurstijlen worden geplaatst. In Q 20 rustte de muurplaat op een gemetselde fundering die 'gezwel' ('gǝšw'l', mv. 'gǝšw'ldǝr') werd genoemd. [N 4A, 52d; monogr.; Vld] II-9
stijve ogentroost lantaarntje: idiosyncr.  lantaerke (Thorn) Stijve ogentroost (euphrasia officinalis 5 tot 25 cm. De stengels staan rechtop, zijn vertakt en hebben geen klierhaartjes; de bladeren zijn langwerpig-eivormig, en spits getand; de bloemen staan in trosjes, ze zijn wit, vaak met wat rood of blauw, mee [N 92 (1982)] III-4-3
stikken stikken: stekǝ (Thorn), stikke (Thorn, ... ) Naaien met de stiksteek. Zie ook het lemma ɛstiksteekɛ.' [N 62, 9; L 31, 46; Gi 1.IV, 16; MW] || Stikken, sterven door ademgebrek (stikken). [N 84 (1981)] II-7, III-1-2
stiklucht stiklocht: stekloxt (Thorn  [(Maurits)]   [Maurits]) Een mengsel van stikstof en koolzuurgas. [N 95, 231; monogr.] II-5
stille omgang stille omgang: stille òmgang (Thorn) De Stille Omgang naar Amsterdam. [N 96C (1989)] III-3-3
stille regen het regent net eweg: ⁄t rèngeljt net e weg (Thorn), het zemelt: hət zeemeltj (Thorn) stille regen (vooral met sneeuw) [slek] [N 81 (1980)] III-4-4
stilstaan ho-ju: hō jy (Thorn), hou-ju: hǫu̯ jȳ (Thorn) Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.] I-10