27899 |
stijlen haaks op de laag plaatsen |
haaks bouwen:
hǭks buwǝ (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Emma])
|
Stijlen loodrecht tussen dak en vloer, in gangen waar dak en vloer niet evenwijdig aan elkaar lopen, haaks onder het dak plaatsen. Zie voor "stijlen", "stempels" etc., het object van deze handeling, het lemma Stijl, Stempel. [N 95, 295]
II-5
|
27901 |
stijlen schuin bevestigen |
(de stijlen) schräg zetten:
šrę̄x zętǝ (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Stijlen schuin bevestigen. Door het schuin plaatsen van de stijlen van een ondersteuning kan deze meer weerstand bieden aan de druk vanuit de zijwanden. Bovendien bereikt men hiermee dat de vervoerruimte beneden in de gang, dus de meest nuttige ruimte, groter wordt bij eenzelfde gangdoorsnede. Zie voor "stijlen", "stempels" etc., het object van deze handeling, het lemma Stijl, Stempel. [N 95, 294; N 95, 295; N 95, 300; monogr.]
II-5
|
28083 |
stijlentrekker |
stijlentrekker:
stīlǝtrękǝr (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Werktuig waarmee ondersteuningen uit het ontkoolde pand kunnen worden weggetrokken. De stijlentrekker bestaat uit een tandheugel waarlangs het zogenaamde huis kan worden bewogen door middel van een hefboom. Aan het huis is een trekketting bevestigd die aan de te verwijderen stijl wordt vastgemaakt. [N 95, 591a; N 95, 591b; monogr.; N 95A, 13]
II-5
|
30180 |
stijlvoetplaat |
plaai:
plāj (L374p Thorn)
|
De onderste regel van het raamwerk waarop de muurstijlen worden geplaatst. In Q 20 rustte de muurplaat op een gemetselde fundering die 'gezwel' ('gǝšw'l', mv. 'gǝšw'ldǝr') werd genoemd. [N 4A, 52d; monogr.; Vld]
II-9
|
24793 |
stijve ogentroost |
lantaarntje:
idiosyncr.
lantaerke (L374p Thorn)
|
Stijve ogentroost (euphrasia officinalis 5 tot 25 cm. De stengels staan rechtop, zijn vertakt en hebben geen klierhaartjes; de bladeren zijn langwerpig-eivormig, en spits getand; de bloemen staan in trosjes, ze zijn wit, vaak met wat rood of blauw, mee [N 92 (1982)]
III-4-3
|
18014 |
stikken |
stikken:
stekǝ (L374p Thorn),
stikke (L374p Thorn, ...
L374p Thorn)
|
Naaien met de stiksteek. Zie ook het lemma ɛstiksteekɛ.' [N 62, 9; L 31, 46; Gi 1.IV, 16; MW] || Stikken, sterven door ademgebrek (stikken). [N 84 (1981)]
II-7, III-1-2
|
28196 |
stiklucht |
stiklocht:
stekloxt (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Een mengsel van stikstof en koolzuurgas. [N 95, 231; monogr.]
II-5
|
23883 |
stille omgang |
stille omgang:
stille òmgang (L374p Thorn)
|
De Stille Omgang naar Amsterdam. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
25212 |
stille regen |
het regent net eweg:
⁄t rèngeljt net e weg (L374p Thorn),
het zemelt:
hət zeemeltj (L374p Thorn)
|
stille regen (vooral met sneeuw) [slek] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
34018 |
stilstaan |
ho-ju:
hō jy (L374p Thorn),
hou-ju:
hǫu̯ jȳ (L374p Thorn)
|
Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.]
I-10
|