e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stofbril stofbril: stǭfbrelǝ (Thorn  [(Maurits)]   [Winterslag, Waterschei]) Wanneer men werkzaamheden verricht waarbij de kans bestaat dat men iets in het oog krijgt, is een stofbril of veiligheidsbril voorgeschreven. Zulke werkzaamheden zijn o.a. slopen, slijpen, blazend vullen en schoonblazen met perslucht. [N 95, 886] II-5
stofgrendel, stofbarriere steenstofgrendel: stęjnstofgrɛndǝl (Thorn  [(Maurits)]   [Maurits]), stęjnstǭfgrɛndǝl (Thorn  [(Maurits)]   [Maurits]) Een aantal omklapbare planken, bevestigd aan de kappen van de ondersteuning van een mijngang, waarop een hoeveelheid steenstof of mergelstof is aangebracht. In geval van een mijngas- of kolenstofontploffīng worden de steenstofgrendels door de luchtdruk omvergeworpen en het steenstof, dat dan naar beneden valt en opdwarrelt, vormt een stof gordijn waarin de steekvlam, die achter de luchtdruk aankomt, wordt verstikt. [N 95, 238; N 95, 239; monogr.] II-5
stofmasker stofmasker: stǭfmaskǝr (Thorn  [(Maurits)]   [Emma]) Masker dat tegen stof beschermt. Als men de stofmaskers op de voorgeschreven wijze gebruikte, boden ze afdoende bescherming. Er werd naar gestreefd maskers aan te schaffen die de hoogst mogelijke bescherming boden en daarbij de gebruikers toch zo weinig mogelijk last bezorgden (MBK IV pag. 48). Volgens Lochtman (pag. 43) zijn stofmaskers geschikt voor het personeel van mechanische pijlers, maar voor lichamelijk hardwerkende mensen zijn ze dat niet. [N 95, 774] II-5
stofontploffing kolenstofexplosie: koalǝnstofɛksplōsi (Thorn  [(Maurits)]   [Winterslag, Waterschei]), kolenstofontploffing: kǭǝlǝstofontplofeŋ (Thorn  [(Maurits)]   [Emma]) Explosie van een mengsel van kolenstof en lucht. De invuller uit Q 15 merkt op dat een kolenstofexplosie niet spontaan gebeurde, maar werd veroorzaakt of veroorzaakt kon worden door een voorafgaande ontploffing, hetzij een mijngasontploffing, hetzij een niet goed uitgevoerde ontploffing van springstof of dynamiet. [N 95, 233] II-5
stok of twijg om een kind te straffen stek: (stok).  eine stek (Thorn), (voor stok).  stèk (Thorn), wits: (twijg).  ein wits (Thorn), (voor twijg).  wits (Thorn) een stok of twijg om een kind te straffen [lat] [N 87 (1981)] III-2-2
stoken stoken: stōǝkǝ (Thorn) Brandstof toevoeren tijdens het bakproces van pannen en gresbuizen. [monogr.] II-8
stoker stoker: štø̄̄ǝkǝr (Thorn) De arbeider die tijdens het bakproces het vuur in de pannen- of gresbuizenoven op de vereiste temperatuur houdt. [monogr.] II-8
stokroos stokroos: idiosyncr.  stokroeəs (Thorn), WLD (verkortingsboogje boven a )  stokròas (Thorn) stokroos (althea rosea L.) [N 92 (1982)] III-2-1
stokvis gezouten en gedroogde vis: gezòte en gedrögdje vèsj (Thorn) bolling; Hoe noemt U: Gezouten en gedroogde vis (bolling) [N 80 (1980)] III-2-3
stola sjaal: sjaal (Thorn), stola (lat.): stola (Thorn), stool (<lat.): WNT: stool. Ontl. aan kerklat. stola.  stoal (Thorn) De stola, de stool. [N 96B (1989)] || stola, lange brede damessjaal van dunne stof of van bont [N 23 (1964)] III-1-3, III-3-3