27542 |
stofbril |
stofbril:
stǭfbrelǝ (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Winterslag, Waterschei])
|
Wanneer men werkzaamheden verricht waarbij de kans bestaat dat men iets in het oog krijgt, is een stofbril of veiligheidsbril voorgeschreven. Zulke werkzaamheden zijn o.a. slopen, slijpen, blazend vullen en schoonblazen met perslucht. [N 95, 886]
II-5
|
28203 |
stofgrendel, stofbarriere |
steenstofgrendel:
stęjnstofgrɛndǝl (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Maurits]),
stęjnstǭfgrɛndǝl (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Een aantal omklapbare planken, bevestigd aan de kappen van de ondersteuning van een mijngang, waarop een hoeveelheid steenstof of mergelstof is aangebracht. In geval van een mijngas- of kolenstofontploffīng worden de steenstofgrendels door de luchtdruk omvergeworpen en het steenstof, dat dan naar beneden valt en opdwarrelt, vormt een stof gordijn waarin de steekvlam, die achter de luchtdruk aankomt, wordt verstikt. [N 95, 238; N 95, 239; monogr.]
II-5
|
28210 |
stofmasker |
stofmasker:
stǭfmaskǝr (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Emma])
|
Masker dat tegen stof beschermt. Als men de stofmaskers op de voorgeschreven wijze gebruikte, boden ze afdoende bescherming. Er werd naar gestreefd maskers aan te schaffen die de hoogst mogelijke bescherming boden en daarbij de gebruikers toch zo weinig mogelijk last bezorgden (MBK IV pag. 48). Volgens Lochtman (pag. 43) zijn stofmaskers geschikt voor het personeel van mechanische pijlers, maar voor lichamelijk hardwerkende mensen zijn ze dat niet. [N 95, 774]
II-5
|
28202 |
stofontploffing |
kolenstofexplosie:
koalǝnstofɛksplōsi (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Winterslag, Waterschei]),
kolenstofontploffing:
kǭǝlǝstofontplofeŋ (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Emma])
|
Explosie van een mengsel van kolenstof en lucht. De invuller uit Q 15 merkt op dat een kolenstofexplosie niet spontaan gebeurde, maar werd veroorzaakt of veroorzaakt kon worden door een voorafgaande ontploffing, hetzij een mijngasontploffing, hetzij een niet goed uitgevoerde ontploffing van springstof of dynamiet. [N 95, 233]
II-5
|
20306 |
stok of twijg om een kind te straffen |
stek:
(stok).
eine stek (L374p Thorn),
(voor stok).
stèk (L374p Thorn),
wits:
(twijg).
ein wits (L374p Thorn),
(voor twijg).
wits (L374p Thorn)
|
een stok of twijg om een kind te straffen [lat] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
19950 |
stoken |
stoken:
stōǝkǝ (L374p Thorn)
|
Brandstof toevoeren tijdens het bakproces van pannen en gresbuizen. [monogr.]
II-8
|
27245 |
stoker |
stoker:
štø̄̄ǝkǝr (L374p Thorn)
|
De arbeider die tijdens het bakproces het vuur in de pannen- of gresbuizenoven op de vereiste temperatuur houdt. [monogr.]
II-8
|
20033 |
stokroos |
stokroos:
idiosyncr.
stokroeəs (L374p Thorn),
WLD (verkortingsboogje boven a )
stokròas (L374p Thorn)
|
stokroos (althea rosea L.) [N 92 (1982)]
III-2-1
|
20519 |
stokvis |
gezouten en gedroogde vis:
gezòte en gedrögdje vèsj (L374p Thorn)
|
bolling; Hoe noemt U: Gezouten en gedroogde vis (bolling) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18683 |
stola |
sjaal:
sjaal (L374p Thorn),
stola (lat.):
stola (L374p Thorn),
stool (<lat.):
WNT: stool. Ontl. aan kerklat. stola.
stoal (L374p Thorn)
|
De stola, de stool. [N 96B (1989)] || stola, lange brede damessjaal van dunne stof of van bont [N 23 (1964)]
III-1-3, III-3-3
|