24995 |
stollen |
dik worden:
dik wêre (L374p Thorn),
kort worden:
koat wêre (L374p Thorn)
|
stollen [SGV (1914)]
III-4-4
|
19559 |
stolp |
kaasstolp:
kieesstölp (L374p Thorn),
stolp:
stölp (L374p Thorn)
|
kaasstolp [N 20 (zj)] || stolp [SGV (1914)]
III-2-1
|
23446 |
stolp over een heiligenbeeld |
stolp:
stolp (L374p Thorn),
stullep (L374p Thorn)
|
Een stolp of stulp, een klokvormig glas over een kruis- of heiligenbeeld. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18843 |
stomverbaasd |
paf:
paf (L374p Thorn),
paf staon (L374p Thorn)
|
zeer verbaasd [verpaft] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19820 |
stoof, voetenwarmer |
stoof:
stoaf (L374p Thorn)
|
stoof [SGV (1914)]
III-2-1
|
20641 |
stoofvlees, zuurvlees |
zuurbraad:
zoorbraod (L374p Thorn)
|
Gemarineerd rundvlees, bereid met azijn, olie en kruiden (bufflamood, zoerbrèùtje?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
29524 |
stookgat |
stookgat:
štǭk˲gāt (L374p Thorn)
|
Elk van de in het gewelf aangebrachte stookgaten. De stookgaten bevinden zich pal boven het rooster in de diverse kamers van de vlamoven. [monogr.]
II-8
|
25860 |
stookhuis |
sirooppers:
šruappǝrs (L374p Thorn)
|
De ruimte waar men stroop maakt. [N 57, 1b; monogr.]
II-2
|
25302 |
stoop, maat van 1/16 anker |
ankertje:
(vloeistof).
enkerke (L374p Thorn)
|
de maat die een inhoud aangeeft van ± 2 lier = 1/16 anker (zie vraag 144) [stoop] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
34577 |
stootring |
as:
as (L374p Thorn)
|
Verdikking van de as tussen de asarm en het asblok waardoor het wiel op een veilige afstand van het asblok gehouden wordt. De stootring kan met de as worden meegegoten maar er ook als een los element om bevestigd zijn. [N 17, 52 + 54 + add; N 18, 98d + 99; N G, 49a, 53f; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2b; L 20, 20a; L 39, 21 + 22; A 4, 20a; Wi 15; monogr.]
I-13
|