e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
takken krijgen tak (mv.) krijgen: ideosyncr.  tèk (Thorn) Takken krijgen, gezegd van een boom (takken). [N 82 (1981)] III-4-3
takkenbossen dennekrikken: dę ̞nǝkrekǝ (Thorn), krikken: krekǝ (Thorn) Bossen dorre takken, tot een bundel bijeengebonden, waarmee de oven werd aangestoken. In Q 83 werd voor het aanmaken ook wel gekloven hout (geklu\v\n (h)ōt) gebruikt, onder meer acaciahout. [N 98, 124; monogr.] || Takkenbossen, meestal van brem, die dienden om het grondwater tegen te houden. [monogr.] II-8
talie, maat van 1/16 el (4,25 cm) talie: taliej (Thorn) de maat die een lengte aangeeft van 4,25 cm, dat is 1/16 deel van een el (68 cm) [talie] [N 91 (1982)] III-4-4
talie, maat van 1/8 el (8,5 cm) talie: taliej (Thorn) de maat die een lengte aangeeft van 8,5 cm, 1/8 deel van een el [tallie, talie] [N 91 (1982)] III-4-4
taling wintertaling: wintjertaling (Thorn), zomertaling: zomertaling (Thorn) eend: wintertaling (36 klein; bruine kop met groene wangen; broedt hier ook; roep [kruu, kruu] [N 09 (1961)] || eend: zomertaling (38 klein; bruine kop met witte wenkbrauw; broedt minder hier; roep ratelend [N 09 (1961)] III-4-1
talud schoor: šǭrǝ (Thorn), talud: talyj (Thorn) De aflopende kant van een weg, dijk of sloot. Een aantal woordtypen duidt op een sloot of greppel naast de weg, terwijl gevraagd was naar de ø̄aflopende kant van een weg, dijk, of slootø̄. [N M, 27; N 11, 7a; N 11, 7b; monogr.] I-8
tand tand: tantj (Thorn, ... ) tand [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] III-1-1
tand, tanden tanden: tɛnj (Thorn) Achter het codenummer van de plaats is de meervoudsvorm vermeld. Voor een aantal plaatsen beschikken wij evenwel alleen over de enkel- of meervoudsvorm; deze laatste citeren wij als eerste. [JG 1a, 1b; N 8, 17] I-9
tanden tanden (mv.): tenj (Thorn) tanden [SGV (1914)] III-1-1
tanden van de hooihark tanden: tɛnj (Thorn) De houten pennen die aan beide zijden uit de dwarsbalk van de hooihark steken; zie afbeelding 11, d. Alle opgaven zijn in het meervoud. [N 18, 92d] I-3