27763 |
blinde schacht, tussenschacht |
blinde schacht:
blenj šaxt (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Maurits]),
tussenschacht:
tøsǝšaxt (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Een schacht die niet aan de oppervlakte uitmondt. Een dergelijke schacht wordt aangelegd om steenkoollagen te ontsluiten die tussen de verdiepingen zijn gelegen, en soms voor ventilatie- of vervoersdoeleinden. Zo merkt de respondent uit Q 3 voor de mijnen uit Winterslag en Waterschei op dat de "stortkoker" een blinde schacht is waar kolen en steen door afgevoerd worden en de "luchtschouw" een blinde schacht die uitsluitend wordt gebruikt voor de luchtverversing. Het verschil tussen een opbraak of een neerbraak en een tussenschacht was in de Nederlandse mijnen gelegen in het feit dat in een tussenschacht personenvervoer door middel van liftkooien was toegestaan. [N 95, 78; N 95, 181; monogr.; Vwo 134; Vwo 138; Vwo 206; Vwo 804]
II-5
|
20686 |
blinde vink |
blinde vink:
blinj vinke (L374p Thorn),
mus zonder kop:
mös zonger kop (L374p Thorn)
|
Opgerold kalfslapje met vulsel (blin vinke, muisje zonder kop?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
22353 |
blindemannetje spelen |
blindmannetje:
blindjmenke (L374p Thorn, ...
L374p Thorn)
|
Het spel waarbij één van de spelers die de anderen moet vangen geblinddoekt is [kakkemommen, blindemannetje, blindekoe, blindekoekoek]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
25018 |
blinken, glimmen, glanzen |
blinken:
blinke (L374p Thorn, ...
L374p Thorn)
|
een glans van zich geven [glimmen, glanzen, blinken] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17683 |
bloed |
bloed:
bloot (L374p Thorn, ...
L374p Thorn)
|
bloed [N 10 (1961)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
25383 |
bloed opvangen |
de pan onderhouden:
dǝ pan oŋǝrhǭjǝ (L374p Thorn)
|
Als het dier verdoofd is, snijdt men het de keel door. Men kan dan het uitstromende bloed opvangen om het later te verwerken in de bloedworst of in de balkenbrij. Tegenwoordig laat men het bloed meestal weglopen. [monogr.]
II-1
|
25384 |
bloed roeren |
bloed roeren:
blōt rø̄rǝ (L374p Thorn)
|
Als het dier gestoken is, vangt men soms het bloed op om dit later in de bloedworst te verwerken. Om te voorkomen dat het bloed stolt, roert men er met de hand wat stro, een houtje of iets dergelijks doorheen. [N 28, 17; monogr.]
II-1
|
18057 |
bloeden |
bloeden:
bluî (L374p Thorn)
|
bloeden [SGV (1914)]
III-1-2
|
22057 |
bloedluis |
bloedluis:
bloodloeës (L374p Thorn)
|
bloedluis, luis die kankergezwellen veroorzaakt aan appelbomen [N 26 (1964)]
III-4-2
|
20693 |
bloedworst |
bloedworst:
bloodwoost (L374p Thorn),
van bloed enz.
blootwoost (L374p Thorn)
|
bloedworst [N 06 (1960)] || Bloedworst (bulling?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|