e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
verjaardag verjaardag: verjaodaag vere (Thorn), verjaarsdag: verjaorsdaag (Thorn) Het gelukwensen en een geschenk aanbieden op verjaardag/naamfeest [bestèke]. [N 96C (1989)] || Zijn geboortedag herdenken [jarig zijn, bejaren, verjaren]. [N 88 (1982)] III-3-2
verkeerd handelen bederven: bedèrve (Thorn) verkeerd handelen, niet op de goede manier maken [verkerven] [N 85 (1981)] III-1-4
verkeren vrijen: vrieje (Thorn, ... ), vriĕje (Thorn) verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)] || vrijen [SGV (1914)] III-3-1
verkering sjans: sjans (Thorn) verkering; regelmatige omgang met een persoon van het andere geslacht [sjans, verkeer, aanspraak] [N 87 (1981)] III-2-2
verkering hebben kennis hebben: kennis hebbe (Thorn), vrijen: vrieje (Thorn, ... ), vriĕje (Thorn), vrii̯ə (Thorn) verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)] || verkering; regelmatige omgang met een persoon van het andere geslacht [sjans, verkeer, aanspraak] [N 87 (1981)] || vrijen [DC 38 (1964)], [SGV (1914)] III-2-2
verkillen killen: kelle (Thorn), kou lijden: koaj lieje (Thorn), koud worden: koat wêre (Thorn) kleumen [SGV (1914)] || Ongevoelig worden van kou, gezegd van ledematen (killen). [N 84 (1981)] || verkleumen [SGV (1914)] III-1-2
verkleumd stijf: steewf van de kaoj (Thorn) verstijfd van kou [verkild] [N 10 (1961)] III-1-2
verkouden bevangen: bǝvaŋǝ (Thorn), verkoud: ich bun verkàtj (Thorn), verkoudj (Thorn), verkoujd (Thorn) Een ontsteking van het neusslijmvlies. [JG 1b; N 8, 89; N 52, 24 en 25; monogr.] || Verkouden: verkouden zijn; ontsteking van neusslijmvlies, met neusverstopping en slijmafscheiding (verkoud, verkouden, verkeld, versnoft). [N 84 (1981)] || Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben ~ [DC 27 (1955)] I-9, III-1-2
verkwisten verknoeien: verknooje (Thorn), verkwisten: verkwiste (Thorn, ... ) op overdadige en lichtzinnige wijze besteden [dolboteren, vermokken, vertoelibassen, verkwisten] [N 89 (1982)] III-3-1
verlegdienst omlegdienst: omlęxdēnst (Thorn  [(Maurits)]   [Zwartberg, Waterschei]) In Nederland de dienst, in Belgiē de post die het transportmiddel in het oude pand van een pijler afbreekt en in het nieuwe pand weer opbouwt. Volgens Van der Maar verlegde men de transportmiddelen in de wisseldienst. [N 95, 494; monogr.; Vwo 224; Vwo 551] II-5