e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
verstellen repareren: repǝrērǝ (Thorn), stukken: stø̜kǝ (Thorn), uitstukken: ūtstø̜kǝ (Thorn), uitstukkeren: ūtstøkǝrǝ (Thorn) Een lap op de scheur in het kledingstuk naaien of het verstellen of oplappen. [N 62, 43a; N 62, 21b; Gi 1.IV, 50; S 36; MW] II-7
verstoppertje spelen stoppiepje doen: stoppiepke doon (Thorn), stoppiepje verbergen: stoppiepke (Thorn), /  stoppiepke (Thorn), verstoppertje spelen: vərstøͅpərkə sp"lə (Thorn) Het spel waarbij alle personen zich verstoppen, behalve één die alle anderen moet zoeken; bij het doel (bijv. een boom) kunnen de verstopten zich afmelden (op dit spel bestaan vele varianten, misschien kunt u die ook vermelden: de naam en hoe het gespeeld [N 88 (1982)] || Lievelingsspel 3. [SND (2006)] || verstoppertje [SND (2006)] III-3-2
verstuiken verstuiken: verstøke (Thorn), verstøktj (Thorn) verstuiken [SGV (1914)] || verstuikt [SGV (1914)] III-1-2
versuikeren versokkeren: vǝrsokǝrǝ (Thorn) Hard worden van de honing of het kristalliseren van honing: het overgaan van vloeibare vorm naar vaste. Dan is hij versuikerd. Voor de consumptie is versuikerde of gekristalliseerde honing niet minder geschikt dan de vloeibare. Hieruit blijkt dat de honing niet is verhit. [N 63, 118; Ge 37, 182; monogr.] II-6
verteerde mest korte mest: kǫrtǝ [mest] (Thorn), vet mest: vɛ ̝t [mest] (Thorn) De termen in dit lemma zijn voor het merendeel van toepassing op mest die lange tijd het onderste of het binnenste deel van de mesthoop heeft gevormd en daardoor goed verteerd is: mest van hoge kwaliteit, die gemakkelijk in kleine delen uiteenvalt. Het onderste uit de mestkuil is vaak zo brokkelig dat het niet met de riek kan worden opgenomen. Deze mest wordt veelal als weidemest gebruikt. Voor sommige termen zie men dan ook het lemma compost. De termen aan het einde van het lemma hebben betrekking op oude, uitgedroogde mest die zijn kwaliteit grotendeels verloren heeft. [N M, 10a; N 11, 27 add.; N 11A, 4a + 4c + 36 + 37; JG 1a + 1b add; div.] I-1
vertrouwen vertrouwen: vertroewe (Thorn, ... ) iemand of iets betrouwbaar achten [vertrouwen, trouwen] [N 85 (1981)] III-1-4, III-3-1
vervanger remplaant (fr.): remplacant (Thorn) iemand die in dienst gaat in plaats van een ander [remplaçant] [N 90 (1982)] III-3-1
vervelend werk geneuk: geneuk (Thorn) vervelend, peuterig werk [geneuk] [N 85 (1981)] III-1-4
verveling verveling: vervaeling (Thorn), vervèling (Thorn) de toestand waarin men zich verveelt [verveling, vernooi, verlei] [N 85 (1981)] III-1-4
vervliegen zich vervliegen: zex ˲vǝrvlēgǝ (Thorn) In een verkeerde korf of kast vliegen. Door verschillende factoren kunnen zowel de koningin als de werksters als de darren naar de verkeerde korf of kast vliegen. [N 63, 36b] II-6