e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vlinder roevogel: roevogel (Thorn, ... ), roewvogel (Thorn), ruvo.gəl (Thorn), oud  roevogel (Thorn), vlinder: vlinder (Thorn) vlinder [GV Gr (1935)], [Roukens 03 (1937)], [SGV (1914)], [ZND 18G (1935)] || vlinder, pepel [RND] III-4-2
vlinderdasje nondejuke: nondedjuuke (Thorn) vlinderstropdas [nondejuuke, striekske] [N 23 (1964)] III-1-3
vlo (enk.) hondsvlo: hónsvlo (Thorn), mensenvlo: ’n minse vlo (Thorn), vlo: vloô (Thorn), ’n vlo (Thorn) drek van een vlo [N 26 (1964)] || vlo (znw enk) [foekket, zjwarte riejer] [N 26 (1964)] || vloo [SGV (1914)] III-4-2
vlo (mv., fon.) vleu: vleu (Thorn), vlu: vluû (Thorn) vlo (znw mv) [N 26 (1964)] || vlooien [SGV (1914)] III-4-2
vloed, hoogtij hoogwater: hoagwāāter (Thorn), hôôgwater (Thorn) vloed, wassen van het water van de zee en de toestand van hoog water [bovenwater, hoog tij] [N 81 (1980)] III-4-4
vloeibaar varkensvoer slobber: slobǝr (Thorn) [N 76, 38; N 76, 39; monogr.] I-12
vloeibare ontlasting zeik: zęi̯k (Thorn) [N 76, 36; A 9, 24d] I-12
vloeiweide wetering: wē̜tǝreŋ (Thorn) Weiland, laag gelegen en zodanig aangelegd dat van tijd tot tijd kunstmatige bevloeiing kan plaatsvinden. [N 14, 58] I-8
vloek vloek: vlook (Thorn), vlookg (Thorn, ... ), vloeken: vloke (Thorn) een uitdrukking die een verwensing, vooral een godslastering behelst [vloek, kneerp] [N 85 (1981)] || een vloek [hiemmeltsakker] [N 96D (1990)] || Een vloek [hiemmeltsakker]. [N 96D (1989)] III-3-1, III-3-3
vloeken vloeken: vloke (Thorn), vlooke (Thorn, ... ), vlōōke (Thorn) godslasterende woorden uitspreken [vloeken, parlesanten, godverren, nonnen, sjamfoeteren, bidden, sakken] [N 85 (1981)] || vloeken [N 96D (1990)] || Vloeken. [N 96D (1989)] III-3-1, III-3-3