24956 |
voorde, doorwaadbare plaats |
brug:
breig (L374p Thorn),
droog zijn:
(= doorwaadbaar).
dreig zēēn (L374p Thorn),
ondiep:
ondeep (L374p Thorn),
oversteek:
euver steak (L374p Thorn),
waadplaats:
waajplaats (L374p Thorn)
|
de plaats waar een weg door een beek of een riviertje gaat, de plaats waar die beek doorwaadbaar is (voorde, voord) [N 90 (1982)] || doorwaadbare plaats in een water [waaistap, gewad, doorsteek] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
23905 |
voorgeborchte |
voorgeborchte:
vuërgeborchte (L374p Thorn)
|
Het voorgeborchte van de hel [vörgebörchte]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23384 |
voorgeborchte van de biechtstoel |
voorgeborchte:
vüërgeborgte (L374p Thorn)
|
Dat gedeelte van de biechtstoel, waar de biechteling neerknielt [voorgeborchte?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
27933 |
voorgespannen kap |
voorgespannen:
vø̄ǝrgǝspanǝ (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Kap die bij voorgedreven betimmering wordt gebruikt en die gedragen wordt door de aan de reeds bestaande ondersteuning bevestigde voorspanbalken. [N 95, 363; monogr.]
II-5
|
17747 |
voorhoofd |
hoofdschaal:
huitschaal (L374p Thorn)
|
voorhoofd [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
17718 |
voorhuid |
velletje:
velke (L374p Thorn),
voorhuid:
vüërhoed (L374p Thorn)
|
voorhuid van de penis [N 10c (1995)]
III-1-1
|
28545 |
voorjaarsdracht |
voorjaarsdracht:
vø̄rjǭrsdraxt (L374p Thorn)
|
De periode van het voorjaar waarin de bijen vliegen op bloesem van de dan bloeiende planten, bloemen en bomen. In vragenlijst N 63, vraag 50a is gevraagd naar de bloemen, planten en bomen waarvandaan de bijen in het voorjaar honing en stuifmeel halen. De antwoorden op deze vraag geven het volgende resultaat. In het voorjaar vliegen de bijen op fruitbloesem, voorjaarsbloemen en sierplanten, meidoorn, acacia, wilgebomen, koolzaad, paardebloem, lupinen, bonenbloei, esdoorn, hulst, crocussen en hazelaar. Uiteraard zullen er nog meer haalmogelijkheden voor de bij zijn. [N 63, 48; N 63, 50a; Ge 37, 85]
II-6
|
28642 |
voorjaarshoning |
voorjaarshoning:
vø̄rjǭrshōneŋ (L374p Thorn)
|
Soort honing die uit de nectar van voorjaarsbloesem, vooral fruitbloesem, is bereid. [N 63, 112a; Ge 37, 129; monogr.]
II-6
|
20065 |
voorjaarszonnebloem |
zonnebloem:
idiosyncr.
zònnebloom (L374p Thorn)
|
Voorjaarszonnebloem (dronicum oriëntale). De stengel is soms wel 1 m hoog. De bladeren zijn toegespitst eivormig, de stengel omvattend; de korfjes 37 tot 50 mm, geel gekleurd (sluiterke, kleine zonnebloem, reebokkruid, gemzewortel).(Doronicum oriëntale Ho [N 92 (1982)]
III-2-1
|
28009 |
voorman, ploegbaas |
voorman:
vyǝrmanǝ (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Ploegbaas of voorman op een werkpunt. Zie ook het lemma Schudgootbaas. [N 95, 163; monogr.; Vwo 23; Vwo 234]
II-5
|