28561 |
voorspelen |
voorspelen:
vø̄rspø̄lǝ (L374p Thorn)
|
Het voor de woning op en neer dansen van jonge bijen in het voorjaar. Dit gebeurt bij reinigingsvluchten en ook tijdens het hoogtepunt van het broedseizoen. De jonge bijen prenten dan waarschijnlijk het uiterlijk en de ligging van hun woning in. Zij blijven vlak voor de woning op en neer dansen met hun kop naar de vliegopening gericht. [N 63, 57a]
II-6
|
33766 |
voorste deel van het paard, tot achter de voorbenen |
voorhand:
vørhantj (L374p Thorn)
|
Het voorste gedeelte van het paard. Zie ook de lemmata ''middendeel van het paard'' (3.3.5) en ''achterhand van het paard'' (3.3.14). [N 8, 11b]
I-9
|
33975 |
voorstrengen |
voorspanners:
voorspanners (L374p Thorn),
voorzeel:
vø̄rzęi̯l (L374p Thorn)
|
Aanvulling van het lemma voorstrengen in wld I.10: strengen waar het voorste van twee ingespannen paarden mee trekt en die aan de voorste schei of aan een haak in de berries van de kar of wagen zijn vastgemaakt. [N 17, 27] || Strengen waar het voorgespan (dat is het voorste van twee ingespannen paarden) mee trekt en die aan de voorste schei of aan een haak in de berries van de kar of wagen zijn vastgemaakt. Wanneer drie paarden achter elkaar zijn ingespannen trekt zowel het eerste als het tweede paard met voorstrengen. [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 62]
I-10, I-13
|
34015 |
vooruit |
ju:
jø̜ (L374p Thorn),
vooruit:
vyrut (L374p Thorn)
|
Voermansroep om het paard vooruit te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95f en 96; L 1 a-m; L B 2, 253; L 26, 2; L 36, 81a; S 41; monogr.]
I-10
|
27571 |
vooruitbetaling op het loon |
voorbetaling:
vø̄rbǝtāleŋ (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Maurits]),
voorschot:
vø̄ǝršōt (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Eisden])
|
[N 95, 974; N 95, 973]
II-5
|
25097 |
vooruitkomen, vorderen |
avanceren:
avancere (L374p Thorn),
avencere (L374p Thorn),
vooruitkomen:
veuəroetkóme (L374p Thorn),
vorderen:
vordere (L374p Thorn, ...
L374p Thorn)
|
vooruitkomen [avanceren, vorderen, plakken, plakmaken, verkuvereren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
33853 |
vooruittrappen |
stampen:
stampǝ (L374p Thorn)
|
De meeste woorden in dit lemma komen ook in het volgende lemma voor. [N 8, 70b en 71]
I-9
|
17673 |
voorvoet |
voorvoet:
veurvoot (L374p Thorn)
|
voet: voorste deel van de voet [vurvoet] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
34583 |
voorwand |
bred:
brēt (L374p Thorn),
voorbred:
vø̄rbrēt (L374p Thorn)
|
De vaste of afneembare voorplank van de kar of wagen. De kar met opkipbare bak heeft meestal een vaste voorwand; bij die met vaste bak kan de voorwand weggenomen worden en vervangen worden door bv. een oogsthek om de laadruimte te vergroten. Dit lemma vertoont een grote gelijkenis met het lemma voor de achterwand. Dat is niet te verwonderen, omdat er betekenisuitbreidingen in de twee richtingen zijn geweest. Ten noorden van de lijn Halen (P 48) - Neeroeteren (L 368) hebben de benamingen voor de achterplank geleidelijk aan ook de betekenis "voorplank" gekregen, omdat de achterplank altijd een apart onderdeel van de kar of de wagen geweest is, terwijl de voorplank alleen maar bij de hoogkar los is en dus een apart onderdeel vormt. Ten zuiden van deze lijn is echter het omgekeerde gebeurd: de achterplank heeft de naam van de voorplank gekregen. Vermoedelijk hadden de karren hier oorspronkelijk helemaal geen achterplank. Toen men nadien de karbak achteraan ook ging afsluiten (om de laadruimte te vergroten), werd daarvoor dan dezelfde naam gebruikt als die van de voorplank, die hier sterk op leek. (Meer hierover is te vinden in Goossens 1963, pag. 54-58). Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enquête opgenomen. [Meer hierover is te vinden in Goossens 1963, pag. 54-58]
I-13
|
23566 |
voorzanger |
voorzanger:
veurzenger (L374p Thorn),
vuerzinger (L374p Thorn)
|
Een voorzanger [veurzenger,-zinger?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|