| 18911 |
voorzichtig |
bezorgd:
bezərgtj (L374p Thorn),
voorzichtig:
veurzichtig (L374p Thorn)
|
rekening houdend met wat er zou kunnen gebeuren, zorg dragend dat er niets verkeerd gaat [listig, roekelijk, voorzichtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 26150 |
voorzoom |
voorzoom:
vø̄rzǫwm (L374p Thorn)
|
De zoomlat aan de voorkant van het hekken waarop de windborden zijn bevestigd. Zie ook afb. 38. [N O, 2c; N O, 4a; A 42A, 67]
II-3
|
| 28507 |
voorzwerm |
voorzwerm:
vø̄rzwɛrm (L374p Thorn)
|
De eerste zwerm, gewoonlijk in juni. Een deel van een bijenvolk verlaat met de oude koningin korf of kast. Wie met de zwerm meetrekt, schijnt niet meer naar de oude woning om te zien (De Roever, pag. 34). De zwerm laat een aparte zwermtoon horen. [N 63, 29b; JG 1b; N 63, 37e; A 9, 6]
II-6
|
| 19712 |
vork |
fourchette:
vorsjet (L374p Thorn)
|
vork om mee te eten [Roukens 03 (1937)]
III-2-1
|
| 24033 |
vormbewijs |
vormbriefje:
vormbreefke (L374p Thorn)
|
Het bewijs dat men gevormd is, vormbriefje [firmbrifje]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
| 24032 |
vormeling |
vormeling:
vormeling (L374p Thorn)
|
Een vormeling. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
| 24031 |
vormen |
vormen:
vorme (L374p Thorn)
|
Vormen, het Vormsel toedienen [firme, fierme]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
| 23343 |
vormsel |
vormsel:
vormsel (L374p Thorn)
|
Het Vormsel [firmoeng]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
| 25202 |
vorst, het vriezen |
gevreur:
gevreur (L374p Thorn),
gevruûr (L374p Thorn)
|
vorst (vriezend weer) [SGV (1914)] || vorst, het vriezen [gevreur] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
| 29897 |
vorstpan |
verstpan:
vēspan (L374p Thorn)
|
Halfronde pan waarmee de nokken en hoekkepers van het dak worden bedekt; ook de soortgelijke pan voor de afdichting van de nok of de naden van het dakschild van een rieten dak. Vorstpannen worden met spijkers op de dakruiters vastgezet en met specie aan elkaar bevestigd. In Q 77b werd niet met vorstpannen gewerkt. Men smeerde daar de nok van het dak in met cement. Het woordtype broekstuk (L 290, L 372) duidt een pan aan die de verbinding vormt tussen de vorstpannen en de pannen die over de naden van het dakschild worden gelegd. [N 32, 45b; N 32, 45c; N 4A, 34a; N 4A, 34c; N F, 8]
II-8
|