24440 |
vrouwelijke haas |
moer:
moor (L374p Thorn)
|
Haas, wijfjeshaas [N 94 (1983)]
III-4-2
|
34556 |
vrouwelijke kalkoen |
schroethoen:
šrūthōn (L374p Thorn)
|
[A 6, 3b; L 1, 113; monogr.]
I-12
|
20124 |
vrouwelijke kat |
moerkat:
ideosyncr.
moorkat (L374p Thorn)
|
Hoe noemt u een vrouwelijke kat (moederkat, kattin, poes) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
34473 |
vrouwelijke kip |
hen:
hen (L374p Thorn),
hoen:
hōn (L374p Thorn)
|
De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.]
I-12
|
24455 |
vrouwelijke vis |
vrouwtje:
WLD
vruiwke (L374p Thorn)
|
Hoe noemt u een vrouwelijke vis (kuiter, kuitvis, moedervis, kuit) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
23362 |
vrouwenkant |
vrouwluiskant:
vrouwluujskantj (L374p Thorn)
|
De rechterhelft van de kerk, het gedeelte rechts van het middenpad, dat bestemd was voor de vrouwen [epistelkant, vrouwenkant, vrouwliekant?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23363 |
vrouwenkant add. |
vrouwluibanken:
vrouluubenk (L374p Thorn)
|
De rechterhelft van de kerk, het gedeelte rechts van het middenpad, dat bestemd was voor de vrouwen [epistelkant, vrouwenkant, vrouwliekant?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18672 |
vrouwenkleren |
vrouwluikleren:
vrouwluujkleijer (L374p Thorn)
|
vrouwenkleren [t vrouwendinge, de schörte] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20467 |
vrouwziek |
koterig:
koeterig (L374p Thorn),
scherp:
sjerp (L374p Thorn)
|
vrouwziek [keeterig] [N 10C (zj)]
III-2-2
|
24515 |
vrucht zetten |
aanzetten:
WLD
aanzétte (L374p Thorn),
laden:
ideosyncr.
laaje (L374p Thorn)
|
Vruchten vormen, vrucht zetten (spenen, laden). [N 82 (1981)]
III-4-3
|