e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

Gevonden: 6288
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bonenkruid bonenkruid: ideosyncr.  bone kroet (Thorn, ... ), WLD  boanekroed (Thorn, ... ) Bonenkruid, het geurige kruid dat bij de tuinbonen of andere peulvruchten gevoegd wordt (keule, keul, kuil, kruid, heume, bonenkruid, kuun, keune). [N 82 (1981)] I-7, III-2-3
bonkelaar van het staakijzer bonkelaar: bǫŋkǝlēr (Thorn), kroonrad: krǫanrāt (Thorn) Liggend wiel met op de buitenrand rechtopstaande kammen, dat in sommige windmolens in plaats van het rondsel aan het bovenste uiteinde van het staakijzer bevestigd is. Zie ook afb. 60. Een aantal woordtypen is mogelijk ook van toepassing op een horizontaal wiel waarbij de tanden in het verlengde van de cirkelstraal staan. [N O, 14h; A 42A, 13; N O, 41g; A 42A, 55] II-3
bonnet bonnet (<oudfr.): bonnet (Thorn) De bonnet van de priester. [N 96B (1989)] III-3-3
bont als apart kledingstuk pels: oude benaming, tegenwoordig spreekt men van bont  enne pels (Thorn) bont, zachtharig dierenvel (das, vos, e.d.) als los kledingstuk [poes, pels, mansjel] [N 23 (1964)] III-1-3
bont en blauw slaan bont en blauw houwen: bunt ɛn blāuw gəhòiṭ (Thorn) bont en blauw geslagen [RND] III-1-2
bonte kraai bonte kraan: bontjə kraon (Thorn) Hoe heet de bonte kraai? [DC 06 (1938)] III-4-1
bonte specht, specht bonte specht: bóntje specht (Thorn) specht, bonte ~ (23 / 14,5 zwart-wit; grote soort is vrij gewoon, kleine soort zeldzaam [N 09 (1961)] III-4-1
bontkraag pelskraag: pelskraag (Thorn) kraag van bont [N 23 (1964)] III-1-3
bontmantel pelsmantel: pelsmantjel (Thorn) bontmantel [N 23 (1964)] III-1-3
bonzen bonzen: bónze (Thorn), bônze (Thorn) hevig kloppen bijv. met de vuist op een deur [grollen, bonzen, dokkeren] [N 91 (1982)] III-4-4