e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

Gevonden: 6288
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zon- en feestdagen op zon- en feestdagen: op zòn en fiësdaag (Thorn) Zon- en feestdagen (ledige dagen) . [N 96C (1989)] III-3-3
zondag zondag: zòndig (Thorn) De zondag, dag des Heren. [N 96D (1989)] III-3-3
zondag houden zondag houden: zòndig haoje (Thorn) De zondag houden/vieren/eerbiedigen/heiligen. [N 96D (1989)] III-3-3
zondag voor aswoensdag vastelavondszondag: vastelaoveszondig (Thorn) De zondag vóór Aswoensdag, vastenavond [vasteloaëved]. [N 96C (1989)] III-3-2
zondag voor pinksteren rozenzondag: roeëzezòndig (Thorn) De zondag vóór Pinksteren (Rozenzondag). [N 96C (1989)] III-3-3
zondagmissaal `s zondagsmissaal: sondigsmissaal (Thorn) Een kerkboek met misgebeden voor de zondagen en feesten van het kerkelijk jaar [zondagsmissaal(tje)?]. [N 96B (1989)] III-3-3
zondagschender ketter: ketter (Thorn) Iemand die zich niet houdt aan de zondagsrust (zondagschender). [N 96D (1989)] III-3-3
zondagse kleren `s zondagse kleren: Sondaagse kleijer (Thorn), goede kleren: gooi kleijer (Thorn) zondagse kleren [t sondagsdinge] [N 23 (1964)] III-1-3
zonde zonde: zònj (Thorn) Een zonde [zund, zung]. [N 96D (1989)] III-3-3
zonder opzet geen bedoeling: gein bedoeling (Thorn), niet opzettelijk: neet opzettelik (Thorn) zonder opzet, zonder bedoeling [buiten besouw] [N 85 (1981)] III-1-4