23765 |
zon- en feestdagen |
op zon- en feestdagen:
op zòn en fiësdaag (L374p Thorn)
|
Zon- en feestdagen (ledige dagen) . [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23933 |
zondag |
zondag:
zòndig (L374p Thorn)
|
De zondag, dag des Heren. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23934 |
zondag houden |
zondag houden:
zòndig haoje (L374p Thorn)
|
De zondag houden/vieren/eerbiedigen/heiligen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
22699 |
zondag voor aswoensdag |
vastelavondszondag:
vastelaoveszondig (L374p Thorn)
|
De zondag vóór Aswoensdag, vastenavond [vasteloaëved]. [N 96C (1989)]
III-3-2
|
23810 |
zondag voor pinksteren |
rozenzondag:
roeëzezòndig (L374p Thorn)
|
De zondag vóór Pinksteren (Rozenzondag). [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23534 |
zondagmissaal |
`s zondagsmissaal:
sondigsmissaal (L374p Thorn)
|
Een kerkboek met misgebeden voor de zondagen en feesten van het kerkelijk jaar [zondagsmissaal(tje)?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23935 |
zondagschender |
ketter:
ketter (L374p Thorn)
|
Iemand die zich niet houdt aan de zondagsrust (zondagschender). [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18670 |
zondagse kleren |
`s zondagse kleren:
Sondaagse kleijer (L374p Thorn),
goede kleren:
gooi kleijer (L374p Thorn)
|
zondagse kleren [t sondagsdinge] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
23339 |
zonde |
zonde:
zònj (L374p Thorn)
|
Een zonde [zund, zung]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18890 |
zonder opzet |
geen bedoeling:
gein bedoeling (L374p Thorn),
niet opzettelijk:
neet opzettelik (L374p Thorn)
|
zonder opzet, zonder bedoeling [buiten besouw] [N 85 (1981)]
III-1-4
|