17972 |
zwak, ongezond |
zwak:
zwaak (L374p Thorn),
zwāāk (L374p Thorn)
|
Zwak: niet sterk, met weinig weerstand (fijn, krank, week, zwak). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17745 |
zwak, slap |
min:
min (L374p Thorn),
slap:
slaap (L374p Thorn),
zwak:
zwaak (L374p Thorn, ...
L374p Thorn),
zwāāk (L374p Thorn)
|
zwak [DC 02 (1932)] || Zwak, slap: gering van lichaamsvermogen, niet sterk (zwak, min, slap). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
24855 |
zwaluwtong |
wilde boekweit:
idiosyncr.
wilje bookendj (L374p Thorn)
|
Zwaluwtong (polygonum convolvulus). Tot meer dan 1 m lange klimplant; de stengels zijn windend, dun en ruw; de bladeren zijn pijlvormig en driehoekig; de bloemen groeien in trosjes in de bladoksels, het bloemdek is driekantig met een smalgevleugelde slip; [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24592 |
zwanebloem |
waterlis:
idiosyncr.
waterlis (L374p Thorn)
|
Zwanebloem (butomus umbellatus een 100 tot 150 cm hoge plant. De stengels zijn rond; de bladeren groeien rechtop, ze zijn lijnvormig en driekantig; de bloemen groeien in een scherm en zijn witachtig tot bruinroze van kleur, tevens donkerder geaderd. Blo [N 92 (1982)]
III-4-3
|
27339 |
zware hamer |
zware hamer:
zwǭrǝ hāmǝr (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Voorhamer, grote moker. Het woordtype "mottek" (Q 121b, Q 202) is een verbastering van het Poolse mtottek. De term "meesterhouwer" (Q 21) was op de mijn Maurits een spottende benaming voor een zware hamer. [N 95, 739; monogr.]
II-5
|
33481 |
zwarte bes |
zwarte beren:
mv: -e
zwart6 bee:re* (L374p Thorn)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|
24345 |
zwarte bladluis |
bladluis:
blaadluus (L374p Thorn),
meelde:
op tuinbonen vooral
meelje (L374p Thorn),
spint:
spint (L374p Thorn)
|
bladluis (zoals bijv. de zwarte tuinbonenluis) [himmelzoad, meelow, melde, smeelje] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
24286 |
zwarte kraai, kraai |
kraan:
kraon (L374p Thorn, ...
L374p Thorn,
L374p Thorn),
kroan (L374p Thorn),
raaf:
raaf (L374p Thorn)
|
Hoe heet de zwarte kraai? [DC 06 (1938)] || kraai [SGV (1914)] || kraai, zwarte en bonte ~ (47 als roek [076] zonder kale plek; veren niet zo slordig en met groenige glans; broedt eenzaam in bos; roep [korrr] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24287 |
zwarte mees |
bijmus:
biemös (L374p Thorn),
zwarte bijmus:
(zwarte) biemös (L374p Thorn)
|
zwarte mees || zwarte mees (11 net een kleine koolmees [052], maar zonder gele kleur en zwarte buikstreep, wel met een witte nekplek; alleen in mast- en sparrenbossen; nest vaak in bodemgaatje; roep snel [tjietjai, tjietjai] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24865 |
zwarte nachtschade |
wolfsbes:
idiosyncr.
wolfsbes (L374p Thorn)
|
Zwarte nachtschade (solanum nigrum). Een 10 tot 40 cm grote, kruidachtige plant, niet windend; de stengels zijn iets behaard of kaal; de bladeren zijn iets eivormig, gaafrandig of iets bochtig getand; de bloemen groeien in schermvormige trossen, wit van k [N 92 (1982)]
III-4-3
|