e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

Gevonden: 6288
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwermrijp zwermrijp: zwɛrmrīp (Thorn) Zwermrijp, gezegd van een volk dat op het punt staat om te gaan zwermen. [N 63, 39a; N 63, 38b] II-6
zweten zweten: zweijte (Thorn), zweite (Thorn) zweten [N 10a (1961)], [SGV (1914)] III-1-2
zweven zweven: Algemene opmerkingen bij deze vragenlijst:  zweve (Thorn) Hoe benoemt U allerlei vormen van vliegen: zweven, planeren? [N 93 (1983)] III-3-2
zwezerik soepieten: sepieten (Thorn) Zwezerik (sepieten?) [N 16 (1962)] III-2-3
zwichtlatten latten voor het zeil op te draaien: latǝ vø̄r hǝt ˲zęjl ǫp tǝ dręjǝ (Thorn) Een of meer kleine, langse latjes die bijna aan het uiteinde van het hekken zijn bevestigd. In l 265 waren de zwichtlatten onbekend. [N O, 2f] II-3
zwijmelen schrankelen: šraŋkǝlǝ (Thorn) Onvast, langzaam en met moeite gaan, zonder richting te houden. [N 8, 73 en 83] I-9
zwoegen hel werken: hel wirke (Thorn), ploeteren: ploetere (Thorn), zich uitsloven: zich oetsloove (Thorn), zich oetslove (Thorn) hard werken [zwoegen, wroeten, adammen, muiken, ploeteren, trimmen, porren] [N 85 (1981)] || zich bijzonder inspannen, erg veel moeite doen [zich weren, zich uitsloven, weerbieden] [N 85 (1981)] III-1-4
zwoord spekzwaard: spekzwaars (Thorn), zwaard: zwaars (Thorn), zwaart (Thorn, ... ), zwaardje: zwaerdje (Thorn) De zwoord, van het spek (zwaart, zwaort?) [N 16 (1962)] || zwoerd (van spek) [N 07 (1961)] || zwoord (spek~) [SGV (1914)] III-2-3