20527 |
bouillon |
broei:
Grote ketel met veel varkensvlees om de worsten wordt in veel water gekookt en de soep heet dan: breuj.
breuj (L374p Thorn)
|
Wat verstaat u onder: brui (groente, kool, vet of vleesnat?) Uitspraak a.u.b. [N 16 (1962)]
III-2-3
|
28161 |
bout |
bout:
bǫwt (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Maurits])
|
[N 95, 351; N 95, 746; monogr.; Vwo 173]
II-5
|
33644 |
bouwland |
akkerland:
akǝrlanjtj (L374p Thorn),
bouwland:
buwlanjtj (L374p Thorn),
land:
lanjtj (L374p Thorn),
veld:
fɛltj (L374p Thorn),
vɛljtj (L374p Thorn)
|
Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.]
I-8
|
17639 |
bovendeel van de rug |
rug:
bie vader oppe rök zitte (L374p Thorn),
schouderbladen (mv.):
sjouwerblaajer (L374p Thorn)
|
rug: bovendeel van de rug [mars, hot] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24719 |
boveneinde van de stam |
bovenstuk:
ideosyncr.
bovestuik (L374p Thorn)
|
Het dunne uiteinde van de stam, bovenaan (top, kop, topeind). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
27661 |
bovengronds |
bovengronds:
boavǝgrons (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I])
|
Boven de grond, aan het aardoppervlak. [N 95, 114; monogr.; Vwo 185]
II-5
|
28269 |
bovenkabel |
kabel:
kabel (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Maurits]),
schachtkabel:
šaxtkābǝl (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Zwartberg, Eisden])
|
De kabel waaraan de beide liftkooien zijn opgehangen. De opgave "ronde kabel" uit Q 12 voor de mijnen in Eisden en Zwartberg duidt erop dat men daar, evenals in de meeste mijnen, voor de bovenkabel een ronde kabel gebruikt. [N 95, 79; monogr.]
II-5
|
28262 |
bovenkomen, naar boven gaan |
opvaren:
op˲vārǝ (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Willem-Sophia])
|
De ondergrondse werken verlaten, naar boven gaan. Het woordtype "uitvaren" werd volgens de invuller uit Q 121 op de Domaniale mijn ook gebruikt wanneer men tijdens de dienst naar boven ging, bijvoorbeeld door ziekte of ongeval. Men moest daarvoor een bon hebben, die door de opzichter werd uitgereikt. Zie ook het lemma Iemand Naar Boven Brengen. [N 95, 83; monogr.]
II-5
|
30325 |
bovenlicht |
bovenlicht:
bǭvǝlēxt (L374p Thorn)
|
Zie kaart. Met de term 'bovenlicht' kan zowel een vast raam boven een (voor)deur als het al dan niet naar binnen openklappend bovenste deel van een raam worden bedoeld. De woordtypen 'waaier', 'waai', 'spinnekop', 'deurlicht' en 'deurvenster' duiden specifiek een vast raam boven een deur aan. [S 4; L 1 a-m; L 22, 10; L B1, 170; N 55, 54a; A 46, 10a, add.; A 46, 10c; A 49, 10; monogr.]
II-9
|
31711 |
bovenste handvat |
(bovenste, bovelste, lange, grote, achterste) kruk:
bø̄vǝlstǝ krøk (L374p Thorn),
krøk (L374p Thorn)
|
Het bovenste handvat van de steel van de zeis, dat in de linkerhand wordt gehouden. Doorgaans is dit het lange T-vormige handvat, zoals beschreven in de algemene toelichting van deze paragraaf en in de toelichting bij het lemma ''steel van de zeis''; daar zijn ook de opgaven opgenomen waar het bovenste handvat kort en recht is of waar dit bovenste handvat ontbreekt (model B). Om de varianten van de substantiva onder één woordtype bijeen te houden en een vergelijking met de opgaven voor het onderste handvat te vergemakkelijken, zijn de adjectiva (bovenste, lange, grote, enz.) als facultatief in het hoofdwoordtype opgenomen. Zie afbeelding 4, A1 en B1.' [N 18, 67b; N C, 3b1; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|