e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

Gevonden: 6288
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
cichorei sokkerij: sokerei biej de koffie doon (Thorn), sookerei (Thorn), suikerij: sookerei (Thorn), sòkerei (Thorn), suikerij bij de koffie: sokerei biej de koffie doon (Thorn) cichorei [SGV (1914)] || cichorei; Hoe noemt U: Surrogaat of smaakverbeterend middel voor koffie gemaakt van de wortel van een bepaalde plant die gemalen en geroosterd wordt (cichorei, cikorei, suikerij, suikeraai, sekraai, bitter, Gemertse koffie) [N 80 (1980)] I-7, III-2-3
cilinderglas cilinderglas: silendǝrglās (Thorn  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Het cilinderglas van de veiligheidslamp. [N 95, 244; monogr.] II-5
circus circustent: serkəsteͅnt (Thorn), cirque (fr.): sirk (Thorn) Een tent waarin allerlei artiesten optreden zoals clowns, dresseurs met hun dieren, akrobaten etc. [circus, sirk, paardenspel, hittenspel]. [N 90 (1982)] III-3-2
cirkel, kring cirkel: cirkel (Thorn), kring: krink (Thorn), ring: rink (Thorn, ... ) cirkel [SGV (1914)] || de gesloten kromme lijn in een plat vak waarvan de punten alle op eenzelfde afstand liggen van één punt; het ingesloten vlak [kring, ring, cirkel] [N 91 (1982)] || een cirkelvormig voorwerp [ring, kring] [N 91 (1982)] || kring [SGV (1914)] III-4-4
citroenvlinder citroentje: ideosyncr.  citroentje (Thorn), gele vlinder: WLD  gééle vlinder (Thorn) Hoe noemt u de vlinder waarvan bij het mannetje de vleugels citroengeel zijn en bij het wijfje witachtig groen met een oranje middelpunt (citroentje) [N 83 (1981)] III-4-2
cocon cocon: WLD  kokon (Thorn), pop: ideosyncr.  pop (Thorn), WLD  póp (Thorn) Hoe noemt u een vlinder in omhulsel [N 83 (1981)] || Hoe noemt u het omhulsel van rupsen als zij zich inpoppen [N 83 (1981)] III-4-2
coenurosis, draaiziekte draaiziekte: drɛi̯zēkdjǝ (Thorn), lintworm: lenjtjwǫrm (Thorn) Hersenziekte, veroorzaakt door een draadworm (Coenurus cerebralis). De zieke dieren maken draaiende bewegingen. [Coenurus cerebralis] I-12
cokes cokes: kǫks (Thorn  [(Maurits)]   [Maurits]) Brandbaar produkt dat overblijft wanneer steenkool door droge destillatie van haar vluchtige bestanddelen wordt ontdaan. [N 95, 469] II-5
cokesfabriek cokes: koks (Thorn  [(Maurits)]   [Maurits]), cokesfabriek: kǫksfabrik (Thorn  [(Maurits)]   [Eisden]) Bedrijfsgedeelte van een steenkoolmijn of hoogoven waar cokes geproduceerd worden. De informant van Q 111 vermeldt dat deze fabriek niet voorkwam op de Oranje-Nassaumijnen. Ditzelfde gold voor de mijn van Zolder, aldus de zegsman van K 361. Het woordtype "ammoniakfabriek" werd vroeger in Q 21 gebruikt voor het Stikstofbindingsbedrijf, het chemisch bedrijf van de Staatsmijnen. [N 95, 15] II-5
cokesovens cokesovens: koksǭǝvǝs (Thorn  [(Maurits)]   [Winterslag, Waterschei]), ovens: oavǝs (Thorn  [(Maurits)]   [Maurits]) Op de cokesfabrieken werd de cokes bereid door de gewassen vette fijnkolen, de cokeskolen, in luchtdicht afgesloten ovenkamers sterk te verhitten. Alleen reeds op de cokesfabriek Maurits beschikte men over 564 van deze ovenkamers (Steenkool 1953 pag. 242). Deze ovens tezamen vormden een bijna één kilometer lange, meer dan 12 meter brede en ca. 7 meter hoge band. Door de cokeskolen sterk te verhitten, zonder dat lucht en vuur deze kunnen bereiken, ontleden zij. Er komen gassen en dampen vrij die uit de oven ontwijken en voor verdere bewerking worden afgevoerd; in de ovens blijft de cokes achter. [N 95, 109] II-5