20545 |
cichorei |
sokkerij:
sokerei biej de koffie doon (L374p Thorn),
sookerei (L374p Thorn),
suikerij:
sookerei (L374p Thorn),
sòkerei (L374p Thorn),
suikerij bij de koffie:
sokerei biej de koffie doon (L374p Thorn)
|
cichorei [SGV (1914)] || cichorei; Hoe noemt U: Surrogaat of smaakverbeterend middel voor koffie gemaakt van de wortel van een bepaalde plant die gemalen en geroosterd wordt (cichorei, cikorei, suikerij, suikeraai, sekraai, bitter, Gemertse koffie) [N 80 (1980)]
I-7, III-2-3
|
28224 |
cilinderglas |
cilinderglas:
silendǝrglās (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Het cilinderglas van de veiligheidslamp. [N 95, 244; monogr.]
II-5
|
22686 |
circus |
circustent:
serkəsteͅnt (L374p Thorn),
cirque (fr.):
sirk (L374p Thorn)
|
Een tent waarin allerlei artiesten optreden zoals clowns, dresseurs met hun dieren, akrobaten etc. [circus, sirk, paardenspel, hittenspel]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
25000 |
cirkel, kring |
cirkel:
cirkel (L374p Thorn),
kring:
krink (L374p Thorn),
ring:
rink (L374p Thorn, ...
L374p Thorn,
L374p Thorn,
L374p Thorn)
|
cirkel [SGV (1914)] || de gesloten kromme lijn in een plat vak waarvan de punten alle op eenzelfde afstand liggen van één punt; het ingesloten vlak [kring, ring, cirkel] [N 91 (1982)] || een cirkelvormig voorwerp [ring, kring] [N 91 (1982)] || kring [SGV (1914)]
III-4-4
|
24453 |
citroenvlinder |
citroentje:
ideosyncr.
citroentje (L374p Thorn),
gele vlinder:
WLD
gééle vlinder (L374p Thorn)
|
Hoe noemt u de vlinder waarvan bij het mannetje de vleugels citroengeel zijn en bij het wijfje witachtig groen met een oranje middelpunt (citroentje) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
24406 |
cocon |
cocon:
WLD
kokon (L374p Thorn),
pop:
ideosyncr.
pop (L374p Thorn),
WLD
póp (L374p Thorn)
|
Hoe noemt u een vlinder in omhulsel [N 83 (1981)] || Hoe noemt u het omhulsel van rupsen als zij zich inpoppen [N 83 (1981)]
III-4-2
|
34415 |
coenurosis, draaiziekte |
draaiziekte:
drɛi̯zēkdjǝ (L374p Thorn),
lintworm:
lenjtjwǫrm (L374p Thorn)
|
Hersenziekte, veroorzaakt door een draadworm (Coenurus cerebralis). De zieke dieren maken draaiende bewegingen. [Coenurus cerebralis]
I-12
|
28397 |
cokes |
cokes:
kǫks (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Brandbaar produkt dat overblijft wanneer steenkool door droge destillatie van haar vluchtige bestanddelen wordt ontdaan. [N 95, 469]
II-5
|
27719 |
cokesfabriek |
cokes:
koks (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Maurits]),
cokesfabriek:
kǫksfabrik (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Eisden])
|
Bedrijfsgedeelte van een steenkoolmijn of hoogoven waar cokes geproduceerd worden. De informant van Q 111 vermeldt dat deze fabriek niet voorkwam op de Oranje-Nassaumijnen. Ditzelfde gold voor de mijn van Zolder, aldus de zegsman van K 361. Het woordtype "ammoniakfabriek" werd vroeger in Q 21 gebruikt voor het Stikstofbindingsbedrijf, het chemisch bedrijf van de Staatsmijnen. [N 95, 15]
II-5
|
27720 |
cokesovens |
cokesovens:
koksǭǝvǝs (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Winterslag, Waterschei]),
ovens:
oavǝs (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Op de cokesfabrieken werd de cokes bereid door de gewassen vette fijnkolen, de cokeskolen, in luchtdicht afgesloten ovenkamers sterk te verhitten. Alleen reeds op de cokesfabriek Maurits beschikte men over 564 van deze ovenkamers (Steenkool 1953 pag. 242). Deze ovens tezamen vormden een bijna één kilometer lange, meer dan 12 meter brede en ca. 7 meter hoge band. Door de cokeskolen sterk te verhitten, zonder dat lucht en vuur deze kunnen bereiken, ontleden zij. Er komen gassen en dampen vrij die uit de oven ontwijken en voor verdere bewerking worden afgevoerd; in de ovens blijft de cokes achter. [N 95, 109]
II-5
|