e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

Gevonden: 6288
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
darmuitstulping breuk: brȳǝk (Thorn) [N 8, 61c] I-9
darmvet darmenvet: dɛrmǝvɛt (Thorn) Het vet dat om de ingewanden zit, het bindweefsel. [N 28, 79; monogr.] II-1
darrenbroed darrenbroed: darǝbrut (Thorn), grof broed: grǭf brut (Thorn) Het broed in de grootste cellen, waaruit de darren ontstaan. [N 63, 24b; N 63, 20a; N 63, 24a] II-6
darrenbroed onthoofden koppen: kopǝ (Thorn) Wanneer de voorzwerm eraf is, kan de imker er toe overgaan het darrenbroed te onthoofden. Hiermee beteugelt hij de darrenaanzet en verhindert eventueel het zwermen. Met een scherp mes wordt het darrenbroed in de raat onthoofd, zodat het sterft. Het wordt dan uit de korf of kast verwijderd. [N 63, 79] II-6
darrenbroedig darrenbroedig: darrenbroedig (Thorn) Gezegd van een koningin die onbevrucht is en daardoor darrenbroed legt in plaats van werkbijenbroed. [N 63, 64; N 63, 63a] II-6
dartel weelderig: wɛljdǝrex (Thorn) Gezegd van felle, vurige, moeilijk te tomen paarden, vooral jonge hengsten. [JG 1d; N 8, 64g] I-9
dartel springen speels (bijvgl. nmw.): spyǝls (Thorn) Dartel springen, gezegd van de jonge dieren in de wei. [N 77, 129] I-12
das, sjaal das: das (Thorn), sjaal: sjaal (Thorn), sjerp: sjerp (Thorn) das, sjaal, om de hals gedragen [das, polderdas, sjerp, kazzenij] [N 23 (1964)] III-1-3
dasspeld dasspang: dasspang (Thorn) dasspeld [dasspang] [N 23 (1964)] III-1-3
dauw dauw: daáuw (Thorn) dauw die s morgens over de velden hangt [doom, domp, mok] [N 22 (1963)] III-4-4