22521 |
dauwtrappen |
dauwtrappen:
dauwtrappe (L374p Thorn, ...
L374p Thorn)
|
Het volksgebruik om op hemelvaartsdag (maar ook op de 2e pinksterdag of de eerste zondag in mei) vroeg naar buiten te gaan en zich daar te ontspannen [dauwtrappen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
32891 |
daverwaat |
daverwaat:
dāvǝrwāt (L374p Thorn)
|
Blad van de zeis dat zijn spanning heeft verloren en "klappert" bij het maaien. Dit kan gebeuren wanneer het blad door veelvuldig gebruik en wetten te dun is geworden en de zeis versleten raakt. Maar een zeis kan ook "daverwatig" worden als er ondeskundig is gehaard, onregelmatig of te ver van de eigenlijke snede af, naast het haarpad, of wanneer er te lang op één en dezelfde plaats is geslagen. Men vindt in dit lemma substantieven (zoals daverwaat (subst. èn adj.), daverblad, klapzeis), adjectieven (zoals daverwatig, klapperwatig, versleten) en uitdrukkingen (zoals er zit de koekoek in of de zeis fronselt) bijeen. [N 18, 89; monogr.]
I-3
|
23992 |
de absolutie geven |
absolutie (<fr.) geven:
abselutie gaeve (L374p Thorn)
|
De absolutie geven [absolvere]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23256 |
de avond luiden |
de avondsklok luiden:
aovensklok loetj (L374p Thorn),
aovesklok (L374p Thorn)
|
Het angelus luiden aan het begin van de avond [het luidt......?] [de koster luidt......?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18898 |
de baas spelen |
beheren:
beheerə (L374p Thorn),
de baas spelen:
de baas speule (L374p Thorn),
de baas zijn:
de baas zeen (L374p Thorn),
verantwoordelijk zijn:
verantwoârdelik (L374p Thorn)
|
de baas spelen, het voor het zeggen willen hebben [oversukkelen] [N 85 (1981)] || de verantwoording hebben over een zaak of instelling [beheren, regeren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
29836 |
de begane grond naast de kleiput |
gelijke grond:
gǝlī̄kǝ gronjt (L374p Thorn)
|
[monogr.]
II-8
|
22542 |
de bezem uitsteken |
de bezem uitsteken:
de baesem oetstaeke (L374p Thorn)
|
Het feest dat door de kinderen gegeven wordt als vader en moeder uit huis zijn [bezemen, bezem hebben, de bezem uitsteken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
23888 |
de catechismusles bijwonen |
catechismusles bijwonen:
kattekissemèslès biejwoeëne (L374p Thorn)
|
De katechismusles bijwonen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23892 |
de catechismusles verzuimen |
de catechismusles verzuimen:
kattekissemèslès verzoeme (L374p Thorn)
|
De katechismusles verzuimen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24052 |
de communie brengen aan een zieke |
onze lieve-heer brengen:
oos leeven hiër bringe (L374p Thorn)
|
De communie brengen aan een zieke thuis, bijv. op de eerste vrijdag van de maand [inne ózzen Herrejot bringe, inne verzieë]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|