23960 |
godslastering |
godslastering:
godslastering (L245b Tienray)
|
Een godslastering, blasfemie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19237 |
goed opschieten met zijn werk |
plakken:
plakke (L245b Tienray)
|
goed opschieten met zijn werk [plakken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19834 |
goede kamer, ontvangkamer |
beste kamer:
bēͅstə kāmər (L245b Tienray)
|
goeie kamer, alleen gebruikt met de kermis en feestelijke gelegenheden
III-2-1
|
23796 |
goede vrijdag |
goede vrijdag:
goeie vr-jdag (L245b Tienray)
|
De vrijdag in de week vóór Pasen, Goede vrijdag [Kaarvriediech]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23792 |
goede week |
goede week:
goeiwèèk (L245b Tienray)
|
De week vóór Pasen [gooj week, kaarwèch]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
18954 |
goedzak |
godsblok:
En godsblok (L245b Tienray),
godsblok (L245b Tienray),
leuris:
leuris (L245b Tienray),
te goed:
te goed (L245b Tienray)
|
een goedige sul || een persoon die altijd goed handelt en goed is voor andere mensen [goedzak, godsblok] [N 85 (1981)] || lobbes, goedbloed
III-1-4
|
24958 |
golf |
golf:
golf (L245b Tienray)
|
golf, bolle verheffing op de waterspiegel, meestal veroorzaakt door de wind [baar, zwolp] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24959 |
golven ww. |
golven:
gólve (L245b Tienray)
|
golven (ww), rijzen en dalen van water [gurzelen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
19570 |
gootsteen |
gootsteen:
goͅtstiən (L245b Tienray),
pompsteen:
pōmpstiən (L245b Tienray),
spoelsteen:
spylstiən (L245b Tienray)
|
gootsteen
III-2-1
|
24411 |
gouden tor |
goudkever:
Veldeke (aangepast)
goldkèver (L245b Tienray)
|
Hoe noemt u de gouden kever: een soort kever, 15-21mm lang, bladsprietig (goudkever, goudbeest, gouwke, hovenier) [N 83 (1981)]
III-4-2
|