24318 |
graat |
graat:
grāōt (L245b Tienray),
Veldeke (aangepast)
grāōt (L245b Tienray),
visgraat:
visgrāōt (L245b Tienray)
|
graat ve vis || Hoe noemt u een been of beentje van een vis (graat, vlim, vin) [N 83 (1981)] || visgraat
III-4-2
|
20137 |
graf |
graf:
graf (L245b Tienray)
|
Een graf [graf, graaf, jraaf?}. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23481 |
grafkruis |
grafkruis:
grafkruus (L245b Tienray)
|
Een houten of stenen kruis op een graf [grafkruus, graaf-/jraafkruuts?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20228 |
grafsteen |
grafsteen:
grafstieën (L245b Tienray)
|
grafsteen
III-2-2
|
23483 |
grafzerk |
grafsteen:
grafstieen (L245b Tienray)
|
Een grafsteen, grafzerk, grafmonument [graf-/graafsteen,-stieën,-sjtein, jraafsjtee, jraafdenkmaal?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
21460 |
grap |
grap:
grap (L245b Tienray)
|
iets mals, iets zots, wat een persoon doet of zegt [grap, scherts, kortswijl, ui, kleutje, truut, spel, krak, zwans] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19331 |
grapjas |
clown:
kloon (L245b Tienray),
grapjas:
grapjas (L245b Tienray)
|
iemand die altijd grapjes maakt [schacht, grapjas] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19208 |
grappig |
lollig:
lollig (L245b Tienray)
|
vol grappen, vermakelijk, gezegd van een persoon [plezierig, plezant, grappig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
32848 |
gras |
gras:
grãs (L245b Tienray)
|
De algemene benaming voor het gewas, zo uitvoerig mogelijk gedocumenteerd, zodat in de volgende lemma''s naar deze opgaven en naar de klankkaart kan worden verwezen. Op de klankkaart van het type gras zijn de vormen met betoning niet apart aangegeven; men kan bij dit woord aannemen dat het in het gehele polytone gebied sleeptoon heeft. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in kaart gebracht.' [N 14, 88a; JG 1b, add.; Wi 54; S 11; L 1 a-m; L 1u, 75; L 20, 26a; L 35, 65; L. 39, 41; A 2, 54; A 4, 26a; A 4, 28; RND 111; monogr.]
I-3
|
32862 |
gras (af)maaien |
afmaaien:
af[maaien] (L245b Tienray)
|
Hieronder worden de specifieke woorden voor het maaien van het gras opgenomen; vergelijk de toelichting bij het voorgaande lemma. Het object is in alle gevallen "gras". Het woordtype afmaaien is hier het frequentst; per variant van af- staan hier eerst de vormen waarvan het tweede element identiek is aan de in het voorgaande lemma fonetisch gedocumenteerde opgaven voor maaien; daarna de daarvan afwijkende opgaven voor -maaien. [N 15, 15a add.; N 18, 79 add.; A 23, 16 add.; L 35, 85; RND 122 add.; Lu 1, 16 II add.; monogr.]
I-3
|