e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tienray

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hebzuchtig hebberig: hebberig (Tienray) een sterke begeerte naar geld hebben [hebbig, gewarig, greeg (zijn)] [rijven] [N 89 (1982)] III-3-1
hecht van een mes hecht: hēxt (Tienray) heft van een mes III-2-1
hede, vlas- of hennepafval rap: rap (Tienray), scheven: sxɛ̄vǝ (Tienray) Rap en bodde bestaat uit langere vezels en kort lint dat bij het zwingelen of hekelen achterblijft en waarvan grof linnen wordt gemaakt; scheven bestaat uit alleen de bastdeeltjes. [L 43, 3; S 13; monogr.] I-5
heen en weer (bewegen) heen en terug: hej löpt hin en trug (Tienray) heen en weer lopen [op en aaf lope] [N 07 (1961)] III-4-4
heen en weer draaien draaien: drejje (Tienray) Heen en weer draaien (drispelen). [N 84 (1981)] III-1-2
heen en weer schuiven wiebelen: wiebele (Tienray) Heen en weer schuiven (winaauwen, wiemelen). [N 84 (1981)] III-1-2
heermoes kattenstaart: kattestárt (Tienray, ... ), kattestaart: katǝstart (Tienray), paardenstaart: aa = kort  pèrdestaart (Tienray), paardestaart: pē̜rdǝstart (Tienray) Equisetum arvense L. [DC 17 (1949)] || Equisetum arvense L. Zeer algemeen voorkomend onkruid uit de paardestaart-familie (Equisetum L.) op bouwland, grasland, tuinen en bermen met een rechtopstaande holle stengel, die geleed is en gemakkelijk uiteen te trekken. Op de grens van de afzonderlijke leden bevindt zich een krans van schubben, die de bladeren vertegenwoordigen. Deze sporenplant bloeit van april tot mei en varieert in hoogte van 10 tot 80 cm. In het algemeen bekender onder de familienaam paardestaart. L 214a: "De volksmond zegt dat onderaan de wortel van de katǝstart een gouden knøpkǝ zit." L 250: "Gedroogde blaadjes worden als medicinale thee gebruikt bij pijnlijke urinelozing." De samenstellingen met -staarts zijn verschoven vormen van staart; vergelijk het lemma Ploegstraat in aflevering I.1, blz. 62. [A 17, 5; A 49B, 4; monogr.] || paardestaart I-5, III-4-3
heerszuchtig bazig: bazig (Tienray) een sterke neiging tot heersen of overheersen hebbend [heerzaam, heerzuchtig] [N 85 (1981)] III-1-4
heg, haag heg: hég (Tienray) Omheining bestaande uit geschoren kreupelhout of struikgewas (heg, haag, hoftuin) [N 79 (1979)] III-2-1
heggenmus blauwmannetje: blauwmenneke (Tienray), blouwmenneke (Tienray), grasteut: grāsstööt (Tienray) blauwpieper || grasvink || Hoe heet de heggemusch? [DC 06 (1938)] III-4-1