e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tienray

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klam, klef klam: klam (Tienray), klef: (is min of meer plakkerig).  klef (Tienray) vochtig aanvoelend en enigszins plakkend, gezegd van zaken die van nature droog zijn maar waartegen zich vocht heeft vastgezet [klam, klammig, nes, klef, nesk, wak, week] [N 91 (1982)] III-4-4
klank van een klok klank: klank (Tienray) De stem (klank, toon) van een klok. [N 96A (1989)] III-3-3
klant klant: klānt (Tienray) iemand die in de winkel iets komt kopen [klant, kalant, cliënt] [N 89 (1982)] III-3-1
klapekster klapekster: klabekster (Tienray) Hoe heet de klapekster? [DC 06 (1938)] III-4-1
klaplopen klaplopen: klaploeëpe (Tienray) leven van de goedgeefsheid van iemand anders [klaplopen, schoefelen, smarotsen] [N 89 (1982)] III-3-1
klaver, algemeen klaver: kliǝvǝr (Tienray) De klaver- en klee-varianten in dit lemma vormen de verzamelnaam voor allerlei klaversoorten uit de familie van de Vlinderbloemigen. Klaver werd tot 1950 geteeld als groenvoer en als stoppelgewas. In de Nijmeegse lijst is niet naar de afzonderlijke soorten of naar de algemene naam gevraagd, alleen naar de benamingen voor verschillende oude klaversoorten. Hier zijn, naast de algemene naam in dit lemma, eerst enkele meestvoorkomende soorten apart behandeld en is tot slot een verzamellemma Andere Oude Klaversoorten toegevoegd. De scheiding in het Nijmeegse materiaal is achteraf aangebracht, op grond van de gewasnaam, de opmerkingen van de zegslieden en andere bronnen. Zie ook WBD.I, afl. 8, blz. 1408. [N 14, 83; JG 1a, 1b, 2b, 2c; A 4, 10; L 1, a-m; L B2, 348; L 20, 10; Wi 50; S 18; monogr.] I-5
klaverzaad klaverzaad: klīǝvǝrzǭt (Tienray) Het zeer fijne zaad van klaver. In L 292 en 320a zegt men: ɛklaverzaad gaan verkopenɛ voor: "te biechten gaan". I-5
klaverzuring witte klaver: ± Veldeke  witte klieëver (Tienray) Witte klaverzuring (oxalis acetosella 5 tot 10 cm groot. De plant heeft een dunne, geschubde wortelstok; de bladeren zijn wortelstandig, 3-tallig. De blaadjes zijn omgekeerd kantvormig; de bloemen groeien afzonderlijk op lange stelen en zijn wit of iets [N 92 (1982)] III-4-3
kledij, kleren kleren: klieër (Tienray) Kleding (algemeen). Wat is in uw dialect het algemene woord voor kleding heel in het algemeen? [DC 62 (1987)] III-1-3
kleerhanger klederhanger: kliǝrhęŋǝr (Tienray), kleerhanger: kliərhɛŋər (Tienray), klïeërhenger (Tienray) Een gebogen hout met een haak om kleren op te hangen (kleerhanger, kapstok) [N 79 (1979)] || Gebogen houtje of beugel met haak waarop men jas of mantel zonder kreuken kan ophangen. [N 59, 35; monogr.] || kleerhanger II-7, III-2-1