19276 |
koude drukte maken |
veel kaskenades maken:
cf. VD s.v. "gasconnade"= (fr. )snoeverij, grootspraak
veul kaskenades make (L245b Tienray)
|
veel drukte maken
III-1-4
|
18124 |
koudvuur |
koudvuur:
kâld vuur (L245b Tienray)
|
Koudvuur: versterf van weefsel of lichaamsdelen door afsluiting van de bloedtoevoer; gangreen (vuur). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18179 |
kousenband |
bindel:
bendel (L245b Tienray)
|
kousenband [N 07 (1961)]
III-1-3
|
18794 |
kousenwol |
sajet:
sajèt (L245b Tienray)
|
Wollen garen voor het breien van kousen (saai, sajet) [N 79 (1979)]
III-1-3
|
19621 |
kouter |
kouter:
kǭltǝr (L245b Tienray)
|
Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.]
I-1
|
19231 |
kouwe drukte |
bohei (rh.):
behèèj (L245b Tienray),
bohei (rh.) voor niks:
behèèj vör niks (L245b Tienray)
|
drukte maken voor niets [N 85 (1981)] || drukte voor niets, kouwe drukte [bezwaai, pehaai, poehaai, behaai] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20139 |
kraambed |
kinderbed:
kīēnderbed (L245b Tienray)
|
kraambed
III-2-2
|
22523 |
kraamvisite |
kraamvisite:
kraomviziet (L245b Tienray)
|
Op kraamvisite gaan [met de krommen arm gaan, met de kromme slip gaan, op de suikerbeschuit gaan]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24196 |
kraanvogel |
kroenekraan:
kroeënekraan (L245b Tienray)
|
kraanvogel
III-4-1
|
25404 |
krabber |
schrabber:
schrabber (L245b Tienray)
|
Een meestal kegelvormig metalen werktuig met scherpe onderrand waarmee men de geweekte varkensharen verwijdert. Aan de bovenkant van de krabber bevindt zich een haak waarmee men de na het krabben achtergebleven lange haren uittrekt of de nagels afrukt. Omdat men een krabber vaak zelf maakt of laat maken van restanten van ander, niet meer bruikbaar gereedschap (bv. het blad van een schoffel) komen allerlei vormen voor. Voor het mes waarmee men de geweekte ha-ren en opperhuid van het varken verwijdert zie men het lemma ''mes''. Zie afb. 6. [N 28, 28a; N 28, 36; monogr.]
II-1
|