33552 |
kweepeer |
kweepeer:
kwi-j pèèr (L245b Tienray)
|
kweepeer
I-7
|
21344 |
kwellen |
plagen:
plâôge (L245b Tienray)
|
lichamelijk of geestelijk leed veroorzaken [plagen, kwellen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21788 |
kwelling/pesterij |
plagen, het ~:
⁄t plâôge (L245b Tienray),
temptatie (<fr.):
temptatie (L245b Tienray)
|
het kwellen [plaag, temptatie] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19105 |
kwezel |
kwezel:
kweezel (L245b Tienray)
|
Een bidziel, bidmens, kwezel, overdreven vrome persoon. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23736 |
kwezelachtig |
kwezelachtig:
kweezelaechtig (L245b Tienray)
|
Kwezelachtig. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17692 |
kwijl |
zever:
zeiver (L245b Tienray)
|
Kwijl: uit de mond lopend speeksel (zever, kwijl). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
21833 |
kwinkslag |
slag:
enne slaag make (L245b Tienray)
|
een grappig, koddig gezegde [slag, dreun] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
19980 |
kwispelstaarten |
kwispelen:
Veldeke (aangepast)
kwispele (L245b Tienray)
|
Hoe noemt u de staart heen en weer bewegen, als teken van vriendschap, gezegd van honden (kwispelen, kwipselen, kwipselstaarten, kwispelstaarten) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
23580 |
kyrie eleison |
kyrie:
kyrie (L245b Tienray)
|
Het "vaste gezang"aan het begin van de mis, het "Kyrie eleison". [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24925 |
laag grond |
poestaarde:
#NAME?
poestèèrt (L245b Tienray)
|
laag grond [laag, scheel, bank] [N 81 (1980)]
III-4-4
|