e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tienray

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lijn waar het spel begint schraam: schraom (Tienray), streep: streep (Tienray) De lijn waar bepaalde spelen beginnen [meet, mark, schreef, schram, erke, aanbrak, ambrok, lambrak, doodmeet]. [N 88 (1982)] III-3-2
lijnzaad, vlaszaad lijnzaad: linzǭt (Tienray), lijzenszaad: lēzǝszǭt (Tienray) Linum usitatissimum L. Lijnzaad is de gebruikelijke naam voor het zaad van de vlasplant en, in verband met de olieproduktie, ook voor het gewas. Zie paragraaf 4.2 en in het bijzonder het lemma Vlas. Uit de gerepelde en gedorste zaadbollen wordt olie geslagen, de lijnolie; de overblijvende pulp is een gezocht veevoer. De vormen die hier zijn samengebracht onder de typen lijzend en lijzens zijn te beschouwen als varianten van lijzaad, met een bijzondere verzwaring van het eerste lid. Ze zijn als afzonderlijke typen behandeld vanwege de samenstellingen in dit lemma en in de volgende lemmaɛs. [S 22; Wi 18; monogr.; add. uit JG 1b; L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31] I-5
lijnzaadkoek lijzenskoek: lēzǝnskūk (Tienray) Van de pulp wordt niet alleen meel en pap gemaakt, maar er worden ook gemakkelijk te bewaren koeken van geperst. Deze vormen wintervoer van een goede kwaliteit. Na het teloorgaan van het ambachtelijke olieslaan worden industriële lijnkoeken als veevoeder gebruikt. Zie aflevering II.3, Molenaar, lemma Koek, blz. 166. I-5
lijnzaadmeel lijzensmeel: lēzǝsmɛ̄l (Tienray) De gedroogde pulp die overblijft na het slaan van de olie uit het lijnzaad. Het meel wordt als veevoeder gebruikt. Indien in samenstellingen met lijnzaad- dit woorddeel onverkort is gebleven en gelijk aan de opgave voor lijnzaad in dat lemma, dan is hier naar de variant van het lemma Lijnzaad, Vlaszaad verwezen. Voor de typen lijzend en lijzens naast lijzaad zie de toelichting bij het lemma Lijnzaad, Vlaszaad. [monogr.; add. uit L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31] I-5
lijnzaadolie lijzendsolie: lēzǝsǫli (Tienray) De olie die uit lijnzaad wordt geslagen. Zie de toelichting bij het lemma Lijnzaad, Vlaszaad. [JG 1a, 1b; monogr.; add. uit L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31] I-5
lijnzaadpap lijzenspap: lēzǝspap (Tienray) De "pap", ofwel het vloeibare veevoer dat van lijnzaadmeel wordt gemaakt. De zegsman uit Maastricht merkt op dat de pap ook medicinale kracht heeft en gebruikt wordt om op een wond te leggen. Indien in samenstellingen met lijnzaad- dit woorddeel onverkort is gebleven en gelijk aan de opgave voor lijnzaad in dat lemma, dan is hier naar de variant van het lemma Lijnzaad, Vlaszaad verwezen. Voor de typen lijzend en lijzens naast lijzaad zie de toelichting bij het lemma Lijnzaad, Vlaszaad. [RND 31; monogr.; add. uit L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59] I-5
lijsterbes lijsterkral: liesterkral (Tienray), lijsterkrallenboom: liesterkrallenboeëm (Tienray) lijsterbes (boom) || lijsterbes (vrucht) III-4-3
likken lekken: lèkke (Tienray) likken; Hoe noemt U: Met de tong over iets heen en weer gaan om zo het voedsel op te nemen (likken, lekken, leppen) [N 80 (1980)] III-2-3
liniaal lijntrekker: lientrekker (Tienray), linie: linie (Tienray) een dunne rechte lat met een maatverdeling om er lijnen langs te trekken [liniaal, linie, regel, regelet] [N 90 (1982)] III-3-1
lis (alg.) blauwe lis: ± Veldeke  blauwe lis (Tienray), gele lis: ± Veldeke  gèle lis (Tienray) Duitse lis (iris germanica). De bloemen zijn blauw, alle 6 de bloemdekslippen zijn ongeveer even lang, de binnenste met een dichte rij gele haren (lits, lis, liesel, waterlelie, kaars). [N 92 (1982)] || Gele lis (iris pseudacorus). Een 40 tot 120 cm grote plant met een zeer dikke, kruipende wortelstok; de bladeren zijn zwaardvormig; de bloemen hebben 6 gele bloemdekbladeren, de 3 buitenste groot, bruin gestreept, de 3 binnenste klein, rechtopstaand, 3 me [N 92 (1982)] III-4-3