20459 |
minnares |
het wijf:
et wief (L245b Tienray)
|
een concubine, bijzit, bijwijf [N 96D (1989)]
III-2-2
|
23917 |
mirakel |
wonder:
wónder (L245b Tienray)
|
Een wonder [wó.nder, wónger, miraakel]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23304 |
mis |
mis:
mis (L245b Tienray)
|
De Eucharistieviering, de H. Mis [de mis, de mès?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23523 |
mis met drie heren |
mis met drie heren:
mis met drie hieere (L245b Tienray)
|
Een plechtige H. Mis waarin een celebrant, een dialen en een subdiaken voorgaan [drieherige mis?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23524 |
mis met vier heren |
mis met vier heren:
mis met vier hieere (L245b Tienray)
|
Een plechtige H. Mis waarin naast de genoemde drie, ook nog - gehuld in koorkap - een presbyter assistens voorgaat [vierherige mis?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23517 |
mis uit dankbaarheid |
mis uit dankbaarheid:
mis ut dankbaarheid (L245b Tienray)
|
Een H. Mis uit dankbaarheid, tot zekere intentie. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23509 |
mis voor een overledene |
zielenmis:
zielemis (L245b Tienray),
zwarte mis:
zwarte mis (L245b Tienray)
|
Een mis voor een overledene [zielmis, zielemis, zieledienst, dodenmis, zwarte mis?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23548 |
misboek op het altaar |
misboek:
misboek (L245b Tienray)
|
Het grote misboek, missaal dat op een lezenaar op het altaar staat [misboek, mèsbook, mèsbóch?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23271 |
misdienaar |
misdiender:
missendiender (L245b Tienray)
|
Een koorknaap, misdienaar, misdiener [koeërjóng?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23539 |
misdienaarstoga |
rode toog (<lat.):
roeeje toog (L245b Tienray),
zwarte toog (<lat.):
zwarte toog (L245b Tienray)
|
De rode of de zwarte toog van een misdienaar. [N 96B (1989)]
III-3-3
|