21706 |
notulen |
notulen:
notule (L245b Tienray)
|
het korte schriftelijke verslag van hetgeen behandeld is in een vergadering [notulen, nouten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23670 |
noveen |
noveen (<lat.):
noveen (L245b Tienray)
|
Een negendaagse godsvruchtoefening, novene, noveen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18938 |
obstakel |
ongerief:
óngerief (L245b Tienray)
|
iets dat het tot een einde brengen van een handeling in de weg staat [ongerief, mishand] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24903 |
ochtend (vanmorgen |
de tijdsduur van het aanbreken van de dag tot 12 uur s middags [morgend, morgen, voornoen, ochtend]:
mērge (L245b Tienray),
vörmiddag (L245b Tienray),
ochtend:
mergen (L245b Tienray),
vör de middeg (L245b Tienray)
|
s morgens) [DC 65 (1990)], [N 91 (1982)]
III-4-4
|
23936 |
octaaf |
octaaf (<fr.):
oktaaf (L245b Tienray)
|
Een octaaf, periode van 8 dagen ter viering van een groot kerkelijk feest. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24947 |
oever |
kant:
kàànt (L245b Tienray)
|
oever, zoom van het land aan elk van de beide zijden van het water van een rivier, meer enz [kant, wal] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
23636 |
offerande |
offerande (<fr.):
offerande (L245b Tienray)
|
De offerande, het offertorium [offeróng?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23408 |
offerblok |
offerblok:
offerblok (L245b Tienray),
offerstok:
ouder voor offerblok
offerstok (L245b Tienray)
|
Het metalen (vroeger houten) kastje, aangebracht bij de kerkuitgan(en) en/of bij een heiligenbeeld, waarin men geld kan deponeren [godsblik, offerstok, offerblok, offerbus, offerkist?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23639 |
offergang |
offergang:
offergang (L245b Tienray)
|
De offergang, rondgang van de gelovigen rond het offerblok [offergank?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23409 |
offergeld |
offergeld:
offergeld (L245b Tienray)
|
Het geld dat men in het offerblok stopt [offergeld?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|