e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tienray

Overzicht

Gevonden: 3725
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
belofte belofte: belofte (Tienray) Een belofte. [N 96D (1989)] III-3-3
belofte niet houden niet nakomen: niet nâôkómme (Tienray) een belofte niet houden [beenschijten, zijn woord intrekken, belezen] [N 85 (1981)] III-3-1
beloken pasen beloken pasen: blòòke paose (Tienray) De eerste zondag na Pasen, Beloken Pasen, de laatste dag dat men zijn Paasplicht kon vervullen [gebroke Paose, Wiesse Zóndiech]. [N 96C (1989)] III-3-3
beloven beloven: belòve (Tienray) beloven [gelaove, belaove] [N 96D (1989)] III-3-1
bemesten mesten: mēstǝ (Tienray) De in dit lemma opgenomen woorden betekenen "mest in het land doen, het land vruchtbaar maken met stalmest". Ze worden doorgaans gebruikt in combinatie met "akker", "(stuk) land" e.d., ook al is dit object - behoudens een enkele uitzondering - bij de onderstaande woordtypen er niet bij vermeld. Voor mesten in de zin van "mest naar het land brengen" en "mest over het land uitspreiden" zie men de lemmata mest uitrijden en mest verspreiden. [JG 1a + 1b; N 11, 14; N 11A, 1; L 1a -m; L 31, 18; S 23; mongr.] I-1
benauwd en vochtig weer zoel (weer): zoel (Tienray) drukkend warm, gezegd van het weer [zwoel, mof, zoel, flauw, smoel] [N 81 (1980)] III-4-4
benedenstuk van de boom vot: vǫt (Tienray) Zie ook afb. 1a. [N 50, 7a; N 75, 86c; monogr.] II-12
bengelen bommelen: bómmele (Tienray) Bengelen: heen en weer slingeren (bammelen, bommelen, bengelen). [N 84 (1981)] III-1-2
benieuwen benieuwen: benijje (Tienray) zijn nieuwsgierigheid wekken [wonderen, wonder doen, benieuwen] [N 85 (1981)] III-1-4
bepaalde hoeveelheid gast (mensen): Enne gÅs(t) mÈnse: een klein aantal mensen.  gās(t) (Tienray), kwak: kwak (Tienray), schaar (hooi, koren): inz. hoeveelheid hooi, dat in een keer maaien van een weiland af komt.  schāōr (Tienray), troep: troep (Tienray) bepaalde hoeveelheid || een aantal bij elkaar staande voorwerpen [trobbel] [N 91 (1982)] || een onbepaalde hoeveelheid [kwakkel, kwak] [N 91 (1982)] III-4-4