19305 |
oneerlijk(heid) |
oneerlijk:
onierlijk (L245b Tienray),
ónieërlijk (L245b Tienray)
|
liegend en bedriegend [onreins, oneerlijk] [N 85 (1981)] || oneerlijk
III-1-4
|
24527 |
oneetbare bes |
kral:
Veldeke aangepast ook niet vergiftig alleen oneetbaar
kral (L245b Tienray)
|
Een bes die niet geschikt is voor consumptie (kral, vergifbezie). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
25064 |
oneven, niet door twee deelbaar |
omp:
oomp (L245b Tienray),
(dit woord wordt alleen voor cijfers gebruikt). Opm.: men spreekt het uit met een iets langer gerekte o; evenwel geen dubbele oo van oom.
omp (L245b Tienray)
|
niet door twee deelbaar, gezegd van een aantal [on, oneven, onk, omp] [N 91 (1982)] || oneven [DC 31 (1959)]
III-4-4
|
18975 |
onfatsoenlijk |
onfatsoenlijk:
onfatsoenlijk (L245b Tienray),
vies:
vîês (L245b Tienray)
|
in strijd met het fantsoen, met de goede manieren [vies, onfatsoenlijk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24360 |
ongedierte, algemeen |
gediert:
gediert (L245b Tienray),
ongesiefer:
óngesiefer (L245b Tienray)
|
gedierte || ongedierte
III-4-2
|
18901 |
ongehoorzame jongen |
bengel:
Het woord heeft echter een meer algemene betekenis van ondeugende jongen.
bengel (L245b Tienray)
|
een ongehoorzame jongen [bengel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20382 |
ongehuwd samenleven |
samenhokken:
samenhokke (L245b Tienray)
|
een concubinaat, een buitenechtelijke samenleving van man en vrouw, gedurende enige tijd [N 96D (1989)]
III-2-2
|
23246 |
ongelovige |
ongelovige:
óngeluuëvige (L245b Tienray)
|
Een ongelovige, de ongelovigen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18821 |
ongelukkige |
stakker:
stakker (L245b Tienray)
|
iemand die door het ongeluk is getroffen [stakkerd, duts] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25057 |
ongeordende hoeveelheid, chaos |
boel:
boel (L245b Tienray),
klucht:
En klócht kȉnder: een troep kinderen.
klócht (L245b Tienray),
rommel:
rommel (L245b Tienray),
warboel:
warboel (L245b Tienray)
|
een min of meer ordeloze menigte al of niet bijeenhorende zaken [boel, boek, omboel, deel, vracht, schep, scheut, meuk, drommel] [N 91 (1982)] || een verwarde boel [hals, rommel, piëel, warwinkel, werzel, pan] [N 91 (1982)] || troep kinderen
III-4-4
|