21552 |
snauwen |
snibben:
snibbe (L245b Tienray)
|
bits, op bijtende toon spreken [snibben, snauwen, bitsen, toesnappen, grauwen, knappen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19361 |
snauwen, grauwen |
snibben:
snibbe (L245b Tienray)
|
bits, op bijtende toon spreken [snibben, snauwen, bitsen, toesnappen, grauwen, knappen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20523 |
snee brood |
snede:
snij (L245b Tienray)
|
snede; Hoe noemt U: Een snee brood (snee, rondommer) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24388 |
sneep |
koemoel:
Veldeke (aangepast)
koemoel (L245b Tienray)
|
Hoe noemt u de sneep: een beenvis met een blauwzwarte rug en rossige vinnen; de bovenkaak steekt boven de onderkaak uit (sneep, koemuil, streepaal, meerkat, weerkat, melkoors, blag) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
22346 |
sneeuwbal |
sneeuwbal:
sni-jbaal (L245b Tienray),
sni-jbel goeeje (L245b Tienray)
|
Een bal van samengepakte sneeuw [sneeuwbal, jupke]. [N 88 (1982)] || Met sneeuwballen naar elkaar gooien [ruiken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24714 |
sneeuwbes |
sneeuwbes:
Veldeke aangepast
sneeuwbes (L245b Tienray)
|
De heester met kleine rozerode bloempjes en op radijsjes gelijkende witte vruchten, ook bekend onder de naam radijsboom (sneeuwbes). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
25137 |
sneeuwen |
sneeuwen:
sni-jje (L245b Tienray)
|
sneeuwen
III-4-4
|
20115 |
sneeuwklokje |
sneeuwklokje:
± Veldeke uit Ned.
snijklökske (L245b Tienray)
|
Sneeuwklokje (galanthus nivalis). Bolplantje. De bloem staat alleen op een stengel die boven de beide bladeren uitsteekt. De buitenste bloemdekblaadjes zijn eivormig; de binnenste hartvormig met een diepe bocht, aan de buitenzijde met een halve maanvormig [N 92 (1982)]
III-4-3
|
25191 |
sneeuwx |
sneeuw:
sni-j (L245b Tienray)
|
sneeuw
III-4-4
|
25086 |
snel, vlug |
gauw:
gauw (L245b Tienray)
|
snel, vlug [greppig, vinkig, vinnig] [N 91 (1982)]
III-4-4
|