17915 |
sprokkelen |
sprokkelen:
sprokkele (L245b Tienray)
|
Sprokkelen: gevallen, dor hout zoeken (sprokkelen, stekkeren). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21545 |
sprookje |
vertelseltje:
vertelselke (L245b Tienray)
|
een kindervertelsel [spruik] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
24516 |
spruiten, uitbotten |
uitlopen:
Veldeke aangepast
ütloeëpe (L245b Tienray)
|
Uitlopers krijgen, loten vormen, gezegd van planten, bomen (spruiten, uitbotten). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33637 |
spruitkool, spruitje |
spruiten:
sprütte (L245b Tienray),
spruitje:
sprütje (L245b Tienray)
|
spruitkool (coll.) || spruitkool, een spruitje
I-7
|
18066 |
spruw |
spruw:
spruw (L245b Tienray)
|
Spruw: de ontsteking van het slijmvlies in de mondholte vooral bij zuigelingen; aanvankelijk wordt dit vlies hoogrood en later met witte stippen bedekt (spruw, schuil, steenhuffel). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17910 |
spuiten |
sprietsen:
#NAME?
sprietse (L245b Tienray),
(druppels).
sprietse (L245b Tienray),
spritsen (<du.):
sprietse (L245b Tienray),
spuiten:
spuite (L245b Tienray, ...
L245b Tienray),
(straal).
spuite (L245b Tienray)
|
persen, Met kracht vloeistof door een nauwe opening ~ (spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen). [N 84 (1981)] || spuiten, met kracht door een nauwe opening naar buiten geperst worden, gezegd van water [spruiten, spritsen, sprietelen] [N 81 (1980)] || vloeistof met kracht door een nauwe buis naar buiten persen [spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen] [N 91 (1982)]
III-1-2, III-4-4
|
19428 |
spuwbakje, kwispedoor |
spijbakje:
spi-jbékske (L245b Tienray)
|
Spuwpotje of -bakje (spuwbakje, tufbak, speekbak, kwispedoor, kwispeldoer) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
21526 |
staal |
monster:
(andere goederen).
mónster (L245b Tienray),
staal:
(van stof).
staal (L245b Tienray)
|
kleine hoeveelheid van een koopwaar die aan de koper getoond wordt om hem over de kwaliteit te laten oordelen [staal, monster, kantje] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20125 |
staart |
koeienstaart:
kuwǝstart (L245b Tienray),
staart:
start (L245b Tienray),
stubstaart:
stoebstárt (L245b Tienray),
zwans:
zwāns (L245b Tienray)
|
[A 2, 37; L 29, 27; S 35; monogr.]staart || staartstompje
I-11, III-4-2
|
21749 |
stadsomroeper |
omroeper:
Opm. v.d. invuller: is verouderde benaming (bestaat niet meer).
umrōēper (L245b Tienray)
|
de persoon die in een stad of dorp gemeentelijke berichtgeving mondeling bekend maakt [stadsomroeper, belleman] [N 90 (1982)]
III-3-1
|