28377 |
stal |
stal:
sta.l (L245b Tienray)
|
Een ruimte in het algemeen, die onderdak biedt aan vee. De benamingen kunnen zowel het gebouw, als de ruimte daarbinnen betreffen. Meestal wordt kortheidshalve van "de stal" gesproken, als men het veeverblijf en met name de koestal bedoelt. [JG 1a en 1b; Wi 11; S 50; L A1, 4; RND 97; monogr.; add. uit N 5A, passim]
I-6
|
21135 |
stallen |
stallen:
stalle (L245b Tienray)
|
[voertuigen, rijwielen enz.] in een garage of bewaarplaats zetten [stallen, stationeren, garen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33369 |
stalpalen |
repels:
(enk)
rē̜ ̞pǝl (L245b Tienray),
stalrepels:
(enk)
stalrē̜ ̞pǝl (L245b Tienray)
|
De vertikale houten palen (later vaak ijzeren stangen of buizen) waar de koeien aan vastgebonden worden. Tussen twee palen door kan een koe uit een krib eten. Van onderen staan de palen in een verbindingsbalk (zie het lemma "koedrempel, kribbeboom" (2.2.20), soms in de grond of in de rand van de krib. Van boven worden de stalpalen bijeen gehouden door de bovenste kribbeboom. In veel plaatsen komen geen stalpalen voor. De koeien zijn dan vastgebonden aan ringen in de krib of aan ringen in de koedrempel. Modernere stallen kennen dan vaak wel weer stalpalen. Opgaven die geen stalpaal betreffen maar een ring etc. zijn apart geplaatst en meestal slechts als woordtype vermeld. De vraag naar de stalpalen deed een aantal respondenten denken aan een box. Deze opgaven zijn achteraan geplaatst. Onder de in dit lemma opgenomen enkelvoudsvormen zijn er die ook gebezigd kunnen worden voor het hekwerk van stalpalen (als collectief), voor de bovenste kribbeboom of voor de koedrempel. Zie ook afbeelding 8 bij het lemma "voorstal" (2.2.5) en afbeelding10.B bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 38a; N 4, 60; A 10, 11; monogr.]
I-6
|
24579 |
stam van de boom |
knoest:
knoest (L245b Tienray),
stam:
Veldeke aangepast
stam (L245b Tienray)
|
boomstam, ruige — || Het deel van een boom van de wortels tot aan de takken (stam, bol). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24728 |
stam van de knotwilg |
poest:
Veldeke aangepast
poest (L245b Tienray)
|
De stam van de knotwilg. [N 82 (1981)]
III-4-3
|
34028 |
stamboekkoe |
r-koe:
ɛr-[koe] (L245b Tienray)
|
Koe van geregistreerde afstamming. Zie ook de toelichting bij het lemma ''koe van geregistreerde afstamming'' in wbd I.3, blz. 330. Zie afbeelding 2. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 3c; monogr.]
I-11
|
20677 |
stamppot |
moes:
mus (L245b Tienray),
prut:
prøt (L245b Tienray)
|
stamppot
III-2-3
|
20757 |
stamppot met stokvis |
prapmoes:
prapmus (L245b Tienray, ...
L245b Tienray)
|
pratmoes, stamppot van aardappels, stokvis en uien || stamppot van stokvis, aardappels, uien en mosterd
III-2-3
|
21166 |
station |
statie (<lat.):
statie (L245b Tienray)
|
de plaats van aankomst en vertrek van treinen [station, statie, halte] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21260 |
steeg, steegje |
gats, gatsje:
gats (L245b Tienray),
straat, straatje:
sträötje (L245b Tienray)
|
een smalle, armoedige straat [slop, straatje, steeg, gats] [N 90 (1982)] || steegje; Hoe noemt men een smal - tussen de huizen? [DC 31 (1959)]
III-3-1
|