20330 |
vader |
vad:
vaat (L245b Tienray, ...
L245b Tienray)
|
(vader;) Hoe wordt de vader door de kinderen aangesproken? [DC 05 (1937)] || vader; (Hoe wordt de vader door de kinderen aangesproken?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
18949 |
vagebond |
kruier:
krüjjer (L245b Tienray)
|
een persoon zonder vaste woonplaats en zonder middelen van bestaan, vaak met een slecht gedrag [vagebond, kreugekruier, skoefel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23330 |
vagevuur |
vagevuur:
vagevuur (L245b Tienray)
|
Het vagevuur [vèègvuur, veëjevuur]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19454 |
vak van een kast |
vak:
vák (L245b Tienray)
|
Deel van een kast dat door schotjes of deurtjes van de rest gescheiden is (vak, loket) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19051 |
vals |
vals:
vāls (L245b Tienray)
|
vals
III-1-4
|
22333 |
vals spel |
foetelarij:
foeteleri-j (L245b Tienray)
|
Oneerlijk spel, het valsspelen [hernij, aarzak, haarzakkerij, aaszakkerij]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22331 |
vals spelen |
foetelen:
foetele (L245b Tienray)
|
Vals, oneerlijk spelen [stachelen, foetelen, entelen, peuteren, krummelen, onnemen, haarzakken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
23907 |
van de duivel bezeten |
van de duivel bezeten:
van den duvel bezète (L245b Tienray)
|
Van de duivel bezeten [mit der duvel bezaese]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19236 |
van katoen geven |
van katoen geven:
van katoen gève (L245b Tienray)
|
alle kracht inspannen om iets op tijd klaar te hebben [lament geven, buzze geven, kemp geven, draad geven, kletsoor geven] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18808 |
vanzelfsprekend |
vanzelfsprekend:
vanzelfsprèkend (L245b Tienray)
|
vanzelfsprekend, natuurlijk [ralik] [N 85 (1981)]
III-1-4
|