20171 |
verwantschap |
familie zijn:
(= familie zijn).
familie zîên (L245b Tienray)
|
het verwant-zijn, de familiebetrekkingen, de verwantschap [parentatie] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
19779 |
verwarmen, stoken |
stoken:
stō̞kə (L245b Tienray)
|
stoken, vuur aan hebben
III-2-1
|
24497 |
verwelken |
verslakkeren:
Veldeke aangepast
verslakkere (L245b Tienray)
|
Slap worden en geur en kleur verliezen, gezegd van bloemen (Slekkeren, verwelken, verflensen). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24555 |
verwelkt |
slak:
in: de bloemen hangen slak
slak (L245b Tienray),
verdord:
Veldeke aangepast
verdord (L245b Tienray)
|
Verwelkt, gezegd van bloemen (pens). [N 82 (1981)] || verwelkt, verslapt
III-4-3
|
21795 |
verwensen |
verwensen:
verwense (L245b Tienray)
|
iemand kwaad toewensen [wensen, verdijen, verwensen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21806 |
verzoek |
verzoek:
verzuuk (L245b Tienray)
|
het vragen iets te willen doen, verzoek [bede] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
18931 |
verzuimen |
verzuimen:
verzümme (L245b Tienray, ...
L245b Tienray)
|
nalaten te doen wat men opgedragen gekregen heeft of wat men beloofd heeft [verzuimen, schrikken, fouten] [N 85 (1981)] || verzuimen
III-1-4
|
23312 |
vespers |
vesper (lat.):
vesper (L245b Tienray)
|
De op grote feesten gehouden namiddagdienst waarin door het koor psalmen worden gezongen: de vespers, de vesper. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18277 |
vest |
vesting:
vesting (L245b Tienray)
|
de aarden wal rondom een stad of gracht [vesting, vest] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23910 |
vier uitersten |
vier uitersten:
vier üterste (L245b Tienray)
|
De vier uitersten van de mens (te weten: dood, oordeel, hemel, hel) [toponiem te Meijel: de Vruttersjte]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|