19222 |
zuchten |
kuimen:
kümme (L245b Tienray),
zuchten:
zūchte (L245b Tienray)
|
zuchten
III-1-4
|
20286 |
zuigfles |
fles:
fles (L245b Tienray)
|
zuigfles; een fles met speen om zuigelingen met melk te voeden [teuter, lots, tutter, teuterfles] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
21324 |
zuinig |
benauwd:
benauwd (L245b Tienray)
|
van zijn bezit telkens een zo klein mogelijk gedeelte uitgevend om te sparen [zuinig, econoom, civiel, benauwd, kiem] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20845 |
zult, preskop |
perskop:
peͅrskoͅp (L245b Tienray)
|
preskop
III-2-3
|
20518 |
zure haring |
zure haring:
een rolmops is gefileerd en opgerold
zōēren herring (L245b Tienray)
|
rolmops; Hoe noemt U: Een haring in het zuur (rolmops) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24882 |
zuring (alg.) |
zuring:
zoering (L245b Tienray)
|
zuring
III-4-3
|
20336 |
zuster |
begijn:
begien (L245b Tienray),
zuster:
zuster (L245b Tienray),
neen
zūster (L245b Tienray)
|
Een lid van een vrouwelijke geestelijke orde, zuster, non [zuster, non, maseur, begijn]. [N 96D (1989)] || zuster; bestaat er een woord voor broers en zusters samen (Hd. Geschwister?) [DC 05 (1937)]
III-2-2, III-3-3
|
20541 |
zuurdesem |
zuurdeeg:
zūrdiəx (L245b Tienray)
|
zuurdeeg
III-2-3
|
20679 |
zuurkool |
tonnenmoes:
tonəmus (L245b Tienray),
zuurmoes:
zurmus (L245b Tienray)
|
zuurkool
III-2-3
|
20680 |
zuurkoolstamppot |
kappesmoes:
kapəsmus (L245b Tienray),
zuurmoes:
zūrmus (L245b Tienray)
|
moes van kappes (witte kool) || stamppot van zuurkool
III-2-3
|