e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tienray

Overzicht

Gevonden: 3725
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
donderen hommelen: hómmele (Tienray) donderen, onweren III-4-4
donderslag knetterslag: knetterslaäg (Tienray) hevige donderslag [ketterslag, kletteraar] [N 81 (1980)] III-4-4
donderwolk hommelschoer: hómmelschōer (Tienray), schoer: #NAME?  schōer (Tienray) lucht die onweer en regen voorspelt [broeilucht, smerige lucht, donderlucht, schoer] [N 81 (1980)] III-4-4
donderx hommel: hómmel (Tienray) donder, onweer III-4-4
donker worden, duisteren duister worden: düster werre (Tienray), düster wurre (Tienray) donker worden [duisteren] [N 91 (1982)] III-4-4
donker, duisterx donker: dónker (Tienray), duister: duuster (Tienray), düster (Tienray, ... ) donker [donkel, duuster, domp] [N 06 (1960)] || donker, duister || niet of weinig verlicht [donker, duister, deemster] [N 91 (1982)] III-4-4
donkere metten donkere metten: dónkere mette (Tienray) De donkere Metten op wo./do./vr. in de Goede Week [duustere Mette]. [N 96C (1989)] III-3-3
dood (bn.) dood: doeued (Tienray), heeft zijn laatste keutel afgeknepen: heej het ziene letste keutel afgeknepe (Tienray) dood (bn) || hij is dood III-2-2
dood (zn.) dood: doeëd (Tienray, ... ) de toestand die intreedt bij het eindigen van het leven [dood, overlijden, versterf, verscheiden, einde] [N 86 (1981)] || dood (zn.) III-2-2
doodgraver doodgraver: doeëdgrèver (Tienray), grafmaker: een van de buren die het graf moet delven  grafmäker (Tienray) doodgraver || grafdelver III-2-2