23468 |
doordeweekse mis |
doordeweekse mis:
døͅr də wēͅksə mes (L245b Tienray)
|
Een door-de-weekse mis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24986 |
doordrenken, nat maken |
nat maken:
nat make (L245b Tienray),
platsen:
(is lichtjes op het water staan).
platse (L245b Tienray)
|
met een vloeistof doordrenken; nat maken [platsen, pletsen, plodderen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24477 |
doorn, stekel |
doorn:
dòrre (mv: dör) (L245b Tienray)
|
doorn
III-4-3
|
23738 |
doornenkroon |
kroon van doornen:
krūən van dø͂ͅr (L245b Tienray)
|
De doornenkroon, een kroon van doornen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20101 |
doornhaag |
doornenheg:
dörreheg (L245b Tienray)
|
doornheg
III-2-1
|
33167 |
doorschieter |
doorgewas:
dø̜rgǝwas (L245b Tienray)
|
Aardappelstruik waaraan zich door overmatige groei steeds nieuwe scheuten en aardappeltjes vormen. [N 12, 9; monogr.]
I-5
|
20398 |
dopeling |
dopeling:
duuëpeling (L245b Tienray),
duëpeling (L245b Tienray)
|
de dopeling, het doopkind [N 96D (1989)] || dopeling
III-2-2
|
20848 |
dopen |
dopen:
doeëpe (L245b Tienray),
soppen:
soͅpə (L245b Tienray)
|
Dopen. [N 96D (1989)] || het indopen van brood etc. in vocht als koffie, melk, etc
III-2-3, III-3-3
|
33521 |
doperwten |
erwten:
Veldeke aangepast
ert (L245b Tienray)
|
De jonge erwten die uit de dop gehaald moeten worden; doperwt (poolerwt, dopper, doperwt, pelerwt). [N 82 (1981)]
I-7
|
24753 |
dophei |
dophei:
± Veldeke uit Ned?
dophei (L245b Tienray)
|
Dophei (erica tetralix een 10 tot 50 cm lage plant. De stengels zijn stijf behaard; de bladeren bevinden zich in 4-tallige kransen, ze zijn smal, ongesteeld en niet afvallend; aan de rand zijn de bladeren klierachtig behaard; de bloemen bevinden zich in [N 92 (1982)]
III-4-3
|