21860 |
eieren opkopen en verkopen |
opkopen:
ópkoeëpe (L245b Tienray)
|
bij de boeren eieren opkopen en ze op de markt verkopen [kutsen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20526 |
eierkoek |
eierkoek:
eierkōēk (L245b Tienray)
|
eierkoek; Hoe noemt U: Een zachte koek gebakken van fijn deeg, waarin eieren zijn gekneed (eierkoek, eierstruif, flets) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22738 |
eiertikken |
knutsen:
knutse (L245b Tienray)
|
Het spelletje waarbij men probeert met een hardgekookt ei het ei van de tegenstander kapot te tikken [(eier)tikken, kippen, knutsen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21780 |
eigendom |
eigendom:
eigendóm (L245b Tienray)
|
de omstandigheid dat een zaak iemand toebehoort; het recht iets zijn eigen te noemen [eigendom, maagschap] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21887 |
eigendomsbewijs |
eigendomsbewijs:
eigendómsbewēs (L245b Tienray)
|
het bewijs dat iets iemands eigendom is [vest] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24644 |
eikentak |
talhout:
de schil is als run gebruikt
talhōlt (L245b Tienray)
|
eikentakken zonder schors
III-4-3
|
21755 |
eis van de aanklager |
eis:
eis (L245b Tienray)
|
de eis van de aanklager over de op te leggen straf [ticht] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24142 |
ekster |
ekster:
ekster (L245b Tienray)
|
Hoe heet de ekster? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
18112 |
eksteroog |
eksteroog:
eksteroeëg (L245b Tienray)
|
Likdoorn: pijnlijke hoornachtige verharding van de opperhuid met een naar binnengekeerde punt, meestal aan de tenen (eksterenoog, weer, weeroog, likdoorn). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
25252 |
el, maat van 0,69 m |
el:
el (L245b Tienray)
|
de maat die een lengte aangeeft van 68 cm [el, mut] [N 91 (1982)]
III-4-4
|