21204 |
envelop |
brieventas:
Opm. v.d. invuller: vroeger werd het soms wel zo genoemd.
brievetès (L245b Tienray),
envelop (<fr.):
envelop (L245b Tienray)
|
de omslag voor brieven [enveloppe, brievenzak, zakje] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17985 |
epidemie |
epidemie:
epidemie (L245b Tienray)
|
Epidemie: een besmettelijke ziekte die zich zeer snel uitbreidt (epidemie). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
23608 |
epistel |
epistel (<lat.):
epistel (L245b Tienray)
|
De eerste lezing, het epistel [t/dn epistel, epiestel?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
19013 |
er heet aan toegaan |
er heet toegaan:
heit toegâôn (L245b Tienray),
spannen:
spanne (L245b Tienray)
|
er heet aan toegaan, er heftig aan toegaan [spannen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22433 |
ereboog |
boog:
boog (L245b Tienray),
ereboog:
ieërebòòg (L245b Tienray),
ieëremboog (L245b Tienray)
|
De ereboog voor de jonge priester. [N 96D (1989)] || Een boog opgericht over iemands weg als eerbewijs, bijv. bij een feest [boog, triumf, toog]. [N 88 (1982)] || Een triumfboog of ereboog ter versiering van de straten [triejoemfboaëg]. [N 96C (1989)]
III-3-2
|
24046 |
ereboog voor de jonge priester |
ereboog:
ieëremboog (L245b Tienray)
|
De ereboog voor de jonge priester. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20374 |
ereboog voor het bruidspaar |
ereboog:
ieërembòòg (L245b Tienray)
|
de ereboog voor het bruidspaar [N 96D (1989)]
III-2-2
|
33610 |
erf |
erf:
ɛrəf (L245b Tienray)
|
I-7
|
20217 |
erfenis |
erfenis:
erfenis (L245b Tienray)
|
het geheel van wat iemand van een overledene krijgt [erfenis, erf] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20300 |
erfgenaam |
erfgenaam:
erfgenaam (L245b Tienray)
|
degene die een erfenis of een gedeelte daarvan krijgt [erfgenaam, erf] [N 89 (1982)]
III-3-1
|