e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gebeier gelui: t gelaj (Tongeren) Het gelui, het gebeier van de klok(ken). [N 96A (1989)] III-3-3
gebit gebeet: gǝbī.t (Tongeren), gǝbīt (Tongeren), gebit: gebiet (Tongeren), het gebi.t van den a. man es nog heel olek  goet gəbi.t (Tongeren) een gaaf gebit, het gebit van de oude man is nog helemaal gaaf. [ZND 45 (1946)] || Het geheel van alle tanden en kiezen van een paard. [JG 1a, 1b; N 8, 17 en 18b] || hij heeft een goed gebit [ZND 35 (1941)] I-9, III-1-1
geboortefeest doopfeest: `t dùipfés mèt soekkërklitsë (Tongeren) het feestje ter ere van de geboorte van een kind [sol, kinderfooi, pastellenhuisje, kindjeskermis, kindjeskoffie, gebuurkoffie, snee(i)] [N 112 (2006)] III-3-2
geboorteomhulsel van een veulen blaas: bluǫs (Tongeren), lies: līs (Tongeren) Het vruchtvlies dat na de geboorte van het veulen afkomt. Als de merrie het veulen alleen ter wereld brengt, stikt het veulen meestal in de zak, die zo sterk is, dat hij met behulp van een mes of scherp voorwerp geopend moet worden. [N 8, 54, 55 en 56] I-9
geboren worden geboren werden: gebuòrrë wjén (Tongeren) geboren worden (jong zijn) [N 115 (2003)] III-2-2
gebouw bouw: bou̯ (Tongeren), bòu (Tongeren), bètiment (fr.): batimeͅnt (Tongeren, ... ), batəmeͅnt (Tongeren), Fr. bâtiment  battëmênt (Tongeren), gebouw: gëbòu (Tongeren), gəbou̯ (Tongeren), huis: hoͅu̯s (Tongeren, ... ) een nieuw gebouw [ZND 35 (1941)] || gebouw [ZND 12 (1926)] III-2-1
gebreide kous strikkous: strikkou.s (Tongeren), vgl. kous  strikous (Tongeren) breikous [sjtrikhaos, strikkous] [N 24 (1964)] III-1-3
gebreide wollen muts poldermuts: poͅldəRmøͅ.ts (Tongeren), wollen mutsje: wøͅlə muitskə (Tongeren) muts van wol (gebreid) voor kinderen [N 25 (1964)] || vrouwenmuts, zwarte, dikke gebreide ~ [N 25 (1964)] III-1-3
gebrek, tekort tekort: tëkòt (Tongeren) tekort III-4-4
gebrekkig persoon halve mens: ne have mins (Tongeren), mismaakte, een -: ne mismaokde (Tongeren) een gebrekkig mens [ZND 23 (1937)] III-1-2