e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gemeen gemeen: gëmèin (Tongeren), gəmeĭn (Tongeren), gəmēin (Tongeren), Xəmēͅ[ī}n (Tongeren), ook materiaal znd 23, 79  gemein (Tongeren) gemeen [ZND A2 (1940sq)] || gemeen (smerig, slecht) [ZND 01 (1922)] III-1-4
gemeente gemeente: gemeinte (Tongeren) gemeente [ZND 24 (1937)] III-3-1
gemeentehuis stadhuis: stathaus (Tongeren) gemeentehuis [ZND 24 (1937)] III-3-1
gemeenteweide gemeentebeemd: gǝmē̜ntǝbęmǝ (Tongeren) Weiland dat eigendom is van de gemeente. Een woordtype als vrijwei duidt erop dat men hier als kleine of arme boer zijn koeien vrij kon laten grazen. De informanten van Horn (L 325) en Maasbracht (L 377) zeggen echter dat men eertijds op gemeentewei de koeien kon laten grazen tegen een jaarlijkse vergoeding. [N 14, 60; A 10, 4; N 18, add.; monogr.] I-8
gemene vrouw canaille (fr.): kënai (Tongeren), moet er (fr.) bij?: zie bij WBD 1.4; vgl. colère (bij WBD 1.4 geen (fr. staan beide in Ndl. VD  kënô’lzjë (Tongeren), karnoeffel: vgl. de benaming "anjer"in de Flora  kërnoeffël (Tongeren) feeks, helleveeg || gemeen vrouwspersoon || vals wijf III-1-4
gemoed moed: mōēd (Tongeren) gemoed III-1-4
generale biecht algemene biecht: ne algemèine bich (Tongeren), generale biecht: ne zjéneraole bich (Tongeren) Een algemene of generale biecht, vaak bij missie en retraite [jeneraalbiech]. [N 96D (1989)] III-3-3
genezen genezen: genè:ze (Tongeren), gənēͅzə (Tongeren), gəneͅzə (Tongeren), xənēͅ:za (Tongeren) genezen [ZND m] || genezen (ww) [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
gepachte hoeve, pachtgoed winning: weneŋ (Tongeren), wɛneŋ (Tongeren) Het bedrijf dat een boer niet in eigen bezit heeft maar pacht (huurt) van de eigenaar aan wie hij in enige vorm betaalt voor het gebruik. Bij winning in L 352 wordt aangetekend: "vroeger heeft de naam denkelijk bestaan, want er is nog een boerderij die de naam De Winning draagt". Bij enkele opgaven in Nederlands Zuid-Limburg wordt opgemerkt dat enige pachthoeven nog in "halfsheid liggen"; de eigenaar ontvangt de helft van het koren, terwijl de pachter ("halfer") het overblijvende koren krijgt met het stro. Algemene en specifieke termen zijn in dit lemma uit elkaar gehouden. Voor de fonetische documentatie van de opgaven die gelijk zijn aan die voor boerderij in het algemeen, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2bI; L 38, 21a; L 48, 22; Lu 2, 22; S 27; Wi 18; monogr.; add. uit L 38, 22 en ander materiaal van lemma 1.1.1] I-6
gepensioneerd (zijn) gepensioneerd: znd 35, 65  gepensjennierd (Tongeren) gepensioneerd; hij is -; op pensioen gesteld [ZND 35 (1941)] III-2-2