e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
glazig glazig: gloazig (Tongeren), ijskillig: aaiskillig (Tongeren) aardappel die hard en doorschijnen is (glazen patat) [ZND 35 (1941)] III-2-3
glazuur glans: glans (Tongeren), glazuur: glázuur (Tongeren) Glazuur: de glinsterende laag waarmee de tanden bedekt zijn (glazuur, email, wit). [N 106 (2001)] III-1-1
gleiswerk aarden potten: jędǝ pø̜.t (Tongeren), potaarden potten: pǫt˱jędǝ pø̜.t (Tongeren) Geglazuurd aardewerk. Het woordtype faïence (Q 156) is van toepassing op geglazuurd en geschilderd aardewerk, oorspronkelijk afkomstig uit Faënza, later naar voorbeeld hiervan ook elders vervaardigd. [N 20, 5; L 35, 78; monogr.] II-8
gleuf gleuf: glø.f (Tongeren) De groef in de sluisstijlen waarin de sluisdeuren passen. De deuren van de maalsluis dalen in het algemeen schuin naar beneden, terwijl de deuren van de wendsluis gewoonlijk loodrecht tegen de T-vormige sluisstijlen op en neer kunnen bewegen. De woordtypen rabat (P 53, P 57, P 58), winkelhaak (P 50) en lat (Q 83) zijn specifiek van toepassing op de T-vormige uitsparing in de sluisstijlen van de wendsluis. [Vds 51; Jan 45; Coe 33; Grof 54] II-3
glijbaan scharrevlik: dë sjêrrëvlik (Tongeren), sjêrrëvlïk (Tongeren), /  dë sjêrrëvlik (Tongeren), sjervelik (Tongeren), [i.e. duidelijk Q 162]  cherveliek (Tongeren) / [SND (2006)] || 1. Glijbaan. || glijbaan [SND (2006)] || het speeltuig (vooral in speeltuinen) waarbij men langs een gladde baan van een platform naar beneden kan glijden [glijbaan, borsie, ritsbaan, roetsjbaan] [N 112 (2006)] III-3-2
glimworm vuurmade: vuurmaoi (Tongeren), vuurmooi (Tongeren) glimworm [GV Gr (1935)], [ZND 18G (1935)] III-4-2
gloeilamp ampoule (fr.): ôpoe’l (Tongeren), bougie (fr.): boezjï (Tongeren) elektrische peer || kaars, vooral van electr. verlichting III-2-1
gloria gloria (lat.): t épistel (Tongeren) De lofzang "Gloria in excelsis..."[jloria?]. [N 96B (1989)] III-3-3
god de vader god de vader: god de vader (Tongeren), gòddevojjer (Tongeren) God de Vader. [N 96D (1989)] III-3-3
godsdienstonderricht op zondag christenleer van volharding: de kristeleer van volharding (Tongeren), de kristeleer van vòlhárding (Tongeren) Het godsdienstonderricht dat vroeger op zondagmiddag vóór het lof (d.w.z. van 14.30 tot 15.00 uur) werd gegeven aan jongeren die van school af waren). [N 96D (1989)] III-3-3