e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
jaarring kalversring: kāvǝrsreŋ (Tongeren) Jaarlijkse ringvormige verdikking aan de hoorns. [N 3A, 106b] I-11
jacquetjak jacquet (<fr.): žaket (Tongeren), žəkɛt (Tongeren) jak in jacquetvorm [seketjek] [N 23 (1964)] III-1-3
jacquetpak jacquet (<fr.): žəkɛt (Tongeren) jacquetkostuum, bestaande uit zwarte slipjas, vest en gestreepte broek [sjeket, seket] [N 23 (1964)] III-1-3
jak basquine (fr.): baskin (Tongeren), bəskin (Tongeren), Et. Fr. basquine.  baskïn (Tongeren), jacque (<ofr.): [cfr. A.Debever (2003), p. 30]  zjàk (Tongeren), jacquet (<fr.): žakeͅt (Tongeren), jakje: Jekske.  žeͅkskə (Tongeren), kazavek: kažəvak (Tongeren), Vgl. Luikerwaals cazawé, cazawik.  kazzëvèk (Tongeren), paletotje (<fr.): paltrauke (Tongeren) damesblouse, strak om het lichaam, hoog gesloten met boordje en met lange strakke mouwen [jak, seket] [N 25 (1964)] || jak (kledingstuk: wijde bloeze van grijs orleansstof, met mouwen voor s zomers als t heet was) || jak (kort vrouwenkledingstuk) [ZND 27 (1938)] || kazevek: soort vrouwenbloeze met lange mouwen en een rij knopen van keel tot navel || nauwsluitend vrouwenjak met neerhangende plooien en baleinen (19e eeuw) || vrouwenjak, kort jasvormig getailleerd bovenkledingstuk [jak, baskien, bollero, zeelewermer, kasjevek] [N 23 (1964)] || vrouwenjak, lang ~ [kapoot, kasjevek] [N 23 (1964)] III-1-3
jaloers jaloers: cf. fr. jaloux  zjëlōēs (Tongeren), ook materiaal znd 27, 44  zjeloes (Tongeren) jaloers [ZND 01 (1922)] III-1-4
jam confituur: Fr. confiture  kómfëtür (Tongeren), gelei: zjëlèi (Tongeren), konfituur  zjëlèi (Tongeren) gelei || jam III-2-3
janplezier char-√†-bancs: šarabaŋ (Tongeren) Vierwielig rijtuig met zes tot acht banken voor een groot gezelschap. De koetsier heeft een aparte bok [N 17, 5; N 101, 12; N G, 51] I-13
jarig zijn jarig zijn: jieerig (Tongeren), jùrrig zin (Tongeren), Jùrrig hòut: hout van één jaar.  jyùrig (jùrrig) (Tongeren), verjaardag vieren: dë vërjòrdôôg vierë (Tongeren), verjaren: vërjòrrë (Tongeren) Jarig. [Willems (1885)] || zijn geboortedag herdenken [jarig zijn, bejaren, verjaren] [N 112 (2006)] III-3-2
jarretelle jarretelle (fr.): jərtɛil (Tongeren), žərteͅl (Tongeren), Et. Fr. jarretelle.  zjàrtêl (Tongeren), zjërtêl (Tongeren) elastieke band om kous op te houden || jarretels, bandjes aan corset of gordel waaraan de kousen worden vastgeknoopt [N 24 (1964)] || kousophouder (dames) III-1-3
jas: algemeen frak: Et. Fr. frac, uit germ. hrok.  fràk (Tongeren), jas: jas (Tongeren), pak: heaai is voier zənə pak en meer hør geͅlt; peer zənə hont (Tongeren), paletot (fr.): heaai is peer zənə palto en meer hør geͅlt, en peer zənə hont (Tongeren), palto (Tongeren), paltoͅ (Tongeren), pḁlto (Tongeren), pardessus (fr.): heaai is peer zənə pardəsu en meer hør geͅlt, en peer zənə hont (Tongeren) frak, jas || jas [ZND B1 (1940sq)] || jas in het algemeen [kölder, frak, palleto, rok, pit, kazak] [N 23 (1964)] || Jas. Hier is vader zn jas en moeder haar geld... [ZND 44 (1946)] III-1-3