e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kaarsenpit wiek: de wiek (Tongeren) De katoenen draad in het midden van een kaars [pit, wiek, lemmet?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kaart met prentje beeldje: #NAME?  ë billëkë (Tongeren) een kaart met een prentje erop [beeld, pop, prentje] [N 112 (2006)] III-3-2
kaarten kaartspelen?: kaatspêle (Tongeren) Kavelen. [Willems (1885)] III-3-2
kaarten (ww.) kaarten: kaate (Tongeren), kaotə (Tongeren), /  koaten (Tongeren), kôôtë (Tongeren), ww.  kôtë (Tongeren), kaartspelen: k^oͅ:t spi.ələ (Tongeren), /  kôt spele (Tongeren), Sub taisë: I. (Gr. Wl.), II-, III (zeldz. II+, III kôotspélë; beschouwen taisë als ouderwets of boers en gebruiken het soms hum.!  kôotspélë (Tongeren), met de kaarten spelen: Sub kôtë: ww. III, n. mèt dë kôot spélë.  mèt dë kôot spélë (Tongeren), Sub spélë.  mèt dë kôot splë (Tongeren), tuisen: I. (Gr. Wl.), II-, III (zeldz.).  taisë (Tongeren) / [SND (2006)] || [Kaarten (spel)]. || [Tuisen, kaartspelen]. || kaarten [RND] || Kaarten (spel). || Kaarten (werkw.). [ZND B1 (1940sq)] || Kaarten. [Willems (1885)] || Kaartspel. || Tuisen, kaartspelen. III-3-2
kaarten bijnemen rapen: rôôpë (Tongeren) kaarten bijnemen [rafelen, fretten] [N 112 (2006)] III-3-2
kaarten voor geld kaarten: kôôtë (Tongeren) kaartspelen voor geld [tuisen] [N 112 (2006)] III-3-2
kaas kaas: kēs (Tongeren), kîês (Tongeren), Sòrtë kées: àaë kées, pòtkées, plattë kées, stinkkées (of hêr¯¯(f)së kées), flùytër, flùytï  kées (Tongeren), potkaas: pòtkées (Tongeren) kaas [RND], [ZND A2 (1940sq)] || kleine kaas van het gewone witte melkdik III-2-3
kaasjeskruid broodjesplant: broodjesplant (Tongeren), kaasjeskruid: [Malva rotundifolia] en var.  kèskëskraud (Tongeren), kattenkaas: [Malva moschata]  kattëkées (Tongeren), kattenkazenkruid: Men laat kleine kinderen op de wortel ervan de tanden doorbijten.  kattëkézëkraud (Tongeren) broodjeskruid || maluwe || Malva L. Een vrij algemeen voorkomende struikachtige plant met langgesteelde bladeren, bloemen in groepen van twee of meer in de bladoksels en vruchtjes in de vorm van een plat kaasje. Het grote kaasjeskruid (Malva sylvestris L.), dat veel in bermen voorkomt, wordt tot meer dan 1 meter hoog en heeft roze of lichtpaarse bloemen en een ruwbehaarde stengel. Het kleine kaasjeskruid (Malva neglecta Wallr.), dat 40 cm groot wordt, komt meestal liggend voor bij boerderijen en aan wegranden en heeft rozerode, soms ook witte bloemen. De bloei duurt van juni tot september. [A 52, 10a en 10b; monogr.] || muskeskaasjeskruid I-5, III-4-3
kaasmijt kaasmade: kēsmoͅi̯ (Tongeren) mijt die leeft van (oude) kaas [N 26 (1964)] III-4-2
kaatsen kaatsen: koͅitsə (Tongeren), Mèdskës kôtsë nëmé zóveul as vrüggër.  ko`tsë (Tongeren) kaatsen [RND] || Kaatsen. III-3-2