18564 |
kamerjas |
peignoir (fr.):
peinjwār (Q162p Tongeren),
pɛnwār (Q162p Tongeren),
Et. Fr. peignoir.
pèinwàar (Q162p Tongeren)
|
1) ochtendjas (dames) - 2) kamerjas (heren) - 3) badmantel || kamerjas [sjamberloe] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24509 |
kamille (alg.) |
kamille:
-
kemil (Q162p Tongeren),
karmille:
of kammïl [Matriaria chamomilla
kë(r)mïl (Q162p Tongeren),
karmillebloem:
kë(r)mïllëbloem (Q162p Tongeren),
koemuil:
Roomse kamille (Anthemis nobilis L.)
koemawle (Q162p Tongeren),
mater:
[Matricaria chamomilla]
mò’ttër (Q162p Tongeren)
|
echte kamille [DC 50 (1975)] || kamille || kamillebloem || roomse kamille [DC 50 (1975)]
III-4-3
|
18638 |
kamizool |
kamizool (<fr.):
Et. Fr. camisole.
kammëzol (Q162p Tongeren),
Gilet.
kaməzol (Q162p Tongeren),
Vest van een kostuum.
kamizoͅl (Q162p Tongeren),
Vest.
kaməsoͅl (Q162p Tongeren)
|
kamizool, in de betekenis van soort kledingstuk; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || vest(je), kammizool
III-1-3
|
18724 |
kammen |
kammen:
kammen (Q162p Tongeren),
kamə (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren),
kɛm (Q162p Tongeren),
tanden:
tā.n (Q162p Tongeren)
|
De tanden van het aswiel in wind- en watermolen. De tanden van het aswiel zijn in het algemeen vervaardigd van een harde of taaie houtsoort. Verscheidene zegslieden vermelden dan ook het gebruik van beukehout. In de meeste watermolens was het (houten) rondsel aan het uiteinde van het staakijzer meestal vervangen door een (metalen) kamwiel. De benamingen voor de tanden van dit kamwiel zijn eveneens hieronder opgenomen. Zie ook het lemma ɛstavenɛ.' [N O, 11l; Vds 91; Vds 92; Jan 101; Coe 80; Coe 83; Grof 106; A 42A, 12] || kammen [ZND 27 (1938)] || kammen (ww.) [ZND A1 (1940sq)]
II-3, III-1-3
|
26291 |
kammen en staven insmeren |
insmeren:
ejnsmē.rǝ (Q162p Tongeren),
smeren:
smę̄.rǝ (Q162p Tongeren)
|
[Jan 110; Coe 85; Grof 107]
II-3
|
26292 |
kammen vegen |
afsteken:
ōfstę̄.kǝ (Q162p Tongeren)
|
De hoeken van uitgesleten kammen en staven bijwerken. Het vegen gebeurt volgens de invullers uit Q 162 en Q 241 met een beitel. [Jan 112; Coe 86]
II-3
|
21173 |
kanaal |
kanaal:
on den aandre kaant van t kenoal (Q162p Tongeren),
vaart:
t vōͅra (Q162p Tongeren),
ən vōͅrt (Q162p Tongeren),
ən voͅət (Q162p Tongeren)
|
Aan genen kant (niet aan deze kant) van het kanaal [ZND 24 1937)] || een vaart [ZND A1 (1940sq)]
III-3-1
|
19578 |
kandelaar |
kandelaber:
kandəlābər (Q162p Tongeren),
luchter:
luchter (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren),
luchters (Q162p Tongeren),
lyxtər (Q162p Tongeren),
voor een kaars Gêf mïch dë lüchtër éns dùr
lüchtër (Q162p Tongeren)
|
kandelaar || Kandelaar. Hoe heet een kandelaar, zoals er vroeger langs beide zijden op de schoorsteen stonden ? [ZND 37 (1941)] || lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
23431 |
kandelaar op het altaar |
kandelaar:
dit zegt men nu tegen alles
de kandelaars (Q162p Tongeren),
meerarmig
de kandelaars (Q162p Tongeren),
kandelaber:
oudere vorm
de kandelaabers (Q162p Tongeren),
luchter:
eenarmig
de luchters (Q162p Tongeren)
|
De kandelaars, de kaarseluchters op het altaar [kèrseluchters, keëtseluëtersj]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20836 |
kaneel |
kaneel:
kànnêel (Q162p Tongeren),
kënêel (Q162p Tongeren)
|
kaneel
III-2-3
|